Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3757/GA, 1 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/3757/GA             

Betreft [klager]            Datum 1 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 4 januari 2019 om zijn neef te weigeren als bezoeker voor de duur van drie maanden (IJ-2019-000331).

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 26 april 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Op 16 maart 2020 heeft de beroepscommissie de directeur verzocht om nadere inlichtingen. Die nadere inlichtingen zijn, nadat uitstel van de gegeven termijn was verleend, op 7 april 2020 ontvangen. Klager is in de gelegenheid gesteld op de nadere inlichtingen van de directeur te reageren, maar heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Pas toen klager zijn bezoek weer wilde inplannen kwam hij erachter dat zijn neef op 4 januari 2019 op bezoek zou zijn geweest en dat er toen een beslissing tot ontzegging van de toegang van zijn neef was genomen. Het is onmogelijk dat zijn neef op 4 januari 2019 op bezoek is geweest omdat zijn neef toen gedetineerd zat. Er is een fout in het systeem gemaakt.

Standpunt van de directeur

De directeur kan zich vinden in het oordeel van de beklagrechter om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beklag, omdat het beklag te laat is ingediend.

Uit de nadere schriftelijke inlichtingen van de directeur komt het volgende naar voren.

De directeur stelt zich op het standpunt dat het klaagschrift onvoldoende nauwkeurig is, omdat klager niet opnoemt op welke datum hij bezoek wilde inplannen. Voor zover uitgegaan dient te worden van 4 april 2019, de datum van ondertekening van het klaagschrift, geldt dat de bezoekontzegging toen reeds was afgelopen, waardoor er geen sprake meer was van een beklagwaardige beslissing. Klager wist al lange tijd dat zijn neef de toegang tot de inrichting was ontzegd, temeer nu klager na zijn bezoek was betrapt met drie mobiele telefoons.

Uit de registratiekaart van klagers neef blijkt dat deze neef op de dag van het bezoek gedetineerd was. Uit het bezoekersoverzicht blijkt echter dat zijn neef op 3 januari 2019 als bezoeker van klager staat geregistreerd. Deze gang van zaken, waarbij een bezoeker zich kennelijk heeft voorgedaan als de neef van klager, komt voor rekening en risico van klager.

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw) wordt het klaagschrift uiterlijk ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. De beslissing waarover wordt geklaagd is genomen op 4 januari 2019. Klagers klaagschrift dateert van 4 april 2019 en is op 8 april 2019 ontvangen op het secretariaat van de beklagcommissie. Daarmee is niet voldaan aan de termijn genoemd in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw. De beroepscommissie ziet echter aanleiding om deze termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

Tijdens een bezoekmoment op 3 januari 2019 is klager betrapt op een poging om drie telefoons binnen te smokkelen en daarvoor is aan klager een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. In het door de directeur aangeleverde bezoekersoverzicht van

3 januari 2019 staat klagers neef geregistreerd als bezoeker en aan hem is de toegang ontzegd van 4 januari 2019 tot 4 april 2019 wegens poging tot invoer van contrabande. De stelling van klager dat zijn neef op de betreffende bezoekdag gedetineerd zat, vindt bevestiging in de registratiekaart van zijn neef, waaruit blijkt dat zijn neef van 16 november 2018 tot en met 27 februari 2019 in de PI Dordrecht gedetineerd zat. Klager stelt dat hij van de bezoekontzegging op de hoogte raakte toen hij een nieuw bezoek wilde inplannen. In het dossier zit geen ondertekende schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing.

Op basis van de voorhanden zijnde informatie kan niet met zekerheid worden vastgesteld wanneer klager op de hoogte is geraakt van de bezoekontzegging. Om die reden zal de beroepscommissie klager het voordeel van de twijfel geven, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Inhoudelijk

Volgens artikel 38, derde lid, in samenhang bezien met artikel 36, vierde lid, van de Pbw kan de directeur bepalen dat de toelating van een bepaalde persoon aan de gedetineerde geweigerd kan worden indien dit noodzakelijk is voor de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Naar het oordeel van de beroepscommissie is aannemelijk geworden dat er een verband is tussen de aangetroffen contrabande en het bezoek van klager. Hoewel de neef van klager kennelijk gedetineerd zat, is er wel een bezoeker met zijn personalia geregistreerd en is een bezoekontzegging op basis van die gegevens verzonden. Niet is komen vast te staan welke persoon zich toen als bezoeker heeft gemeld of dat er een fout in de registratie is gemaakt. Naar het oordeel van de beroepscommissie rechtvaardigen deze feiten en omstandigheden op zich niet zonder meer de conclusie dat de beslissing tot bezoekontzegging als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 1 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven