Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0532/GV, 5 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/532/GV

betreft: [klager] datum: 5 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 16 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, gedateerd 13 maart 2004, van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 maart 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister), welke op 9 maart 2004 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.J.M. van Roy om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Klagers vissersbedrijf verkeert in ernstige financiële problemen die vóór 1 maart 2004 opgelost dienden te worden. Decrediteuren worden door middel van maandelijkse regelingen op afstand gehouden. Er zijn op dit moment geen inkomsten, omdat de kotter niet mag varen. Vóór 28 februari 2004 diende een grootscheepse vierjaarlijkse keuring te wordenverricht. De financiën van het visbedrijf laten ook dat niet toe met het gevolg dat klagers licentie en visquotum onteigend zullen worden door de Engelse regering. Klager kan hiertegen niets ondernemen. Klagers bank heeft hem degelegenheid gegeven om zelf het bedrijf te verkopen anders gaan zij over tot een executoriale verkoop. Klagers vriendin, die zijn zaken behartigt, is in onderhandeling met een potentiële koper. Zij heeft echter geen hulp ofbevoegdheid om beslissingen te nemen en daarbij ook de zorg voor een autistische dochter van vijftien en een zoon van vijf maanden. Verzocht wordt om klagers straf gedurende een maand te onderbreken om de keuring af te handelen ende verkoop af te handelen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor hetgeen klager heeft aangevoerd had hij derden kunnen benaderen. Voorts had klager vóór zijn detentie een en ander kunnen regelen. Hij is thans gedetineerd voor een feit uit 1999 en hij heeft zich gemeld in oktober 2003 voorhet uitzitten van deze straf. Uit de brief van de bank blijkt dat er toen al zorgen en/of problemen waren met betrekking tot de financiële situatie van klagers bedrijf. Klager verblijft in een inrichting met regimair verlof. Hij kandit verlof aanwenden om (een) gegadigde(n) voor zijn boot te vinden. Indien de verkoop definitief afgehandeld kan worden kan klager alsnog aan de directeur van de inrichting verzoeken om de inrichting tijdelijk te mogen verlaten.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek, wegens deelneming aan een misdadige organisatie, valsheid in geschrift en opzettelijke overtreding van artikel 3 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 10 september 2004.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Op grond van artikel 38 van voornoemde Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheidnoodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.

De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. Klager had derden kunnen benaderen om zijn belangen waar te nemen. Voor zover klager de aangevoerde problemen niet vóórzijn detentie had kunnen voorzien, kan hij, omdat hij in een half open inrichting verblijft, zijn regimair verlof aanwenden om zijn zakelijke belangen te behartigen. Voorts heeft de selectiefunctionaris aangekondigd dat, als deverkoop definitief kan worden afgehandeld, klager alsnog kan verzoeken om verlofverlening. Derhalve is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd met de wet en kandeze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

04/532/GV

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven