Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0167/GA, 5 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/167/GA

betreft: [klager] datum: 5 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 28 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 16 januari 2004 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid, welke uitspraak op 23 januari 2004 aan klager en de directeur is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 maart 2004, gehouden in de locatie Zwolle, is klager gehoord. De directeur van het h.v.b. Arnhem-Zuid heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet doorgaan van een bezoek;
b. het niet plaatsvinden van invoer wegens het niet doorgaan van het bezoek;
c. het door de directeur niet toekennen van een financiële tegemoetkoming in verband met de klachten onder a en b.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Toen klager werd overgeplaatst naar een andere afdeling heeft hij met het afdelingshoofd een afspraak gemaakt over een éénmalige wijziging van het bezoekmoment. Klagers bezoek kon op de “oude” bezoekdag komen in plaats van de op devoor de nieuwe verblijfsafdeling geldende bezoekdag. Die afspraak is door het afdelingspersoneel van de nieuwe afdeling ook bevestigd. Op de betreffende dag hoorde klager dat het bezoek geen doorgang kon vinden. Klager heeft toentegenover het personeel aangegeven dat hij een afspraak had met het afdelingshoofd. Klager kreeg toen te horen dat de afdelingshoofden niet aanwezig waren en dat het bezoek dus niet door kon gaan. Klager heeft achteraf gehoord dateen en ander wel geregeld was en dat het bezoek eigenlijk gewoon doorgang had kunnen vinden. Toen klager hoorde dat het bezoek niet door kon gaan heeft hij zijn ouders gebeld. Die hebben zijn vriendin en broer, die inmiddels alonderweg waren, gebeld en doorgegeven dat het bezoek niet doorging. Klagers vriendin was naar Drachten gegaan om klagers dochtertje op te halen voor het bezoek. Die reis heeft zij dus voor niets gemaakt. Omdat het bezoek niet kondoorgaan, kon er die dag ook geen invoer plaatsvinden. Het normale invoermoment was op de dinsdag. Bij de afspraak met betrekking tot het bezoek was tevens aangegeven dat er die dag ook invoer zou kunnen plaatsvinden. Anders dandoor de beklagcommissie is overwogen, heeft klager een en ander met de inrichting afgesproken. Hij heeft dat dus niet zelf geregeld. Klager vindt dat gemaakte afspraken dienen te worden nagekomen. Nu dat niet is gebeurd is hij vanmening dat er een tegemoetkoming op zijn plaats is. Aan klager is geen tegemoetkoming in de vorm van een extra bezoekmoment aangeboden

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht aannemelijk dat klager, toen hij werd overgeplaatst naar een andere verblijfsafdeling, met het afdelingspersoneel de afspraak heeft gemaakt dat hij de voor hem geldende oorspronkelijke bezoektijd nog éénkeer kon gebruiken voor het ontvangen van bezoek, bij gelegenheid waarvan dan ook de invoer van goederen voor klager plaats kon vinden. Zij is van oordeel dat niet aan klager kan worden verweten dat dit bezoekmoment en die invoerniet hebben kunnen doorgaan, maar dat dit veeleer is toe te schrijven aan onzorgvuldigheid van de zijde van de (medewerkers van de) inrichting. Gelet daarop heeft klager terecht geklaagd. Dit maakt dat de uitspraak van debeklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de gegrond verklaarde klachten niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe voor het door klager ondervonden ongemak, te weten het niet mogen ontvangen van hetbezoek en het pas op een later moment ontvangen van voor hem ingevoerde goederen.
De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat die tegemoetkoming geen schadevergoeding is, voor de verkrijging waarvan voor klager andere wegen openstaan.
Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.J. van Oostveen en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven