nummer: 04/306/GA
betreft: [klager] datum: 1 april 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de vaststelling van een tegemoetkoming d.d. 2 februari 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, welke op 9 februari 2004 aan klager en de directeur is verzonden,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 20,= vastgesteld vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof, op de gronden als in de aangehechte uitspraakweergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat klager door een fout van de directeur niet aanwezig kon zijn bij de uitstrooiing van de as van zijn schoonvader. De directeur was niet bevoegd omzijn verlofaanvraag te beoordelen. Klager is er van overtuigd dat hij, indien de verlofaanvraag op een juiste manier was afgehandeld, bij de uitstrooiing van de as van zijn schoonvader aanwezig zou zijn geweest. Klager stelt voordat hij, indien hij in het gelijk wordt gesteld, een dag verlof krijgt om met zijn gezin naar de begraafplaats te kunnen gaan om toch nog afscheid van zijn schoonvader te kunnen nemen.
De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De klacht van klager is gegrond verklaard op zuiver formele gronden. Het ging om de vraag wie incidenteel verlof in deze fase van detentie mocht toekennen of afwijzen. Gezien het feitdat de directeur allerminst overtuigd is van het feit dat de minister op inhoudelijke gronden anders beslist zou hebben in deze verlofaanvraag, is hij van mening dat met de toekenning van € 20,- klager meer dan voldoende tegemoet isgekomen. Daar komt bij dat klager het aanbod om onder begeleiding bij de uitstrooiing aanwezig te zijn geweigerd heeft. De directeur verwijst daarbij nog naar een uitspraak van de beroepscommissie van 5 januari 2000 (kenmerk A99/792 GA) waarin is bepaald dat een beklag dat op formele gronden gegrond is verklaard, een geringere compensatie rechtvaardigt.
3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Alsmaatstaf daarvoor kunnen dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor klager uit de omstandigheid dat hij niet aanwezig kon zijn bij de uitstrooiing van de as van zijn schoonvader.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beslissing van de beklagrechter, daarbij mede gelet op de omstandigheid dat klager geweigerd heeft in te gaan op het aanbod om onder begeleiding aanwezig te zijn bij de verstrooiingvan de as van zijn schoonvader, juist is. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 1 april 2004
secretaris voorzitter