nummer: 03/2822/GA
betreft: [klager] datum: 22 maart 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Midden-Holland, locatie Haarlem,
gericht tegen een uitspraak d.d. 2 december 2003 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur van voormelde p.i. om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het op cel hebben van een naar alcohol ruikende vloeistof.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zijn klaagschrift niet gemotiveerd. Ook blijkt daar niet uit dat hij zich beklaagt over een tegen hem genomen beslissing. Het kan niet zo zijn dat de directeur op basis van dermate vage bewoordingen een zaak moetonderzoeken. Klager had mitsdien niet-ontvankelijk verkaard dienen te worden in zijn beklag.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Uit de stukken is de beroepscommissie het volgende gebleken. In zijn klaagschrift geeft klager reeds aan dat hij zich wil beklagen over het feit dat hem rapport is aangezegd terwijl er geen sprake was van alcohol. Gelet hierop engelet op de datum van het klaagschrift had het voor de directeur duidelijk kunnen en moeten zijn dat klager in beklag wenste te gaan tegen de hem op 22 september 2003 opgelegde disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in eenandere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het op cel hebben van een naar alcohol ruikende vloeistof. Nadien is er tussen enkele personeelsleden correspondentie gevoerd over deze kwestie. Ter zitting van de beklagcommissie isnamens de directeur dienaangaande inhoudelijk verweer gevoerd. De stelling van de directeur in beroep dat klager niet ontvankelijk verklaard had behoren te worden in zijn klacht, omdat niet duidelijk zou zijn wat de inhoud van hetbeklag was, kan dan ook niet worden gevolgd.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan ook overigens naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 22 maart 2004
secretaris voorzitter