Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 98/0009 C, 7 mei 1998, beroep
Uitspraakdatum:07-05-1998

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: C 98/9

betreft: [klager] datum: 7 mei 1998

BESCHIKKING:
van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep van

[klager], verder te noemen appellant, tegen een beslissing van:

de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

BEVINDINGEN EN OVERWEGINGEN:
1. De bestreden beslissing:

De Minister heeft op 19 januari 1998 beslist dat appellant geplaatst zal worden in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen.

2. De procedure:

De beroepscommissie heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
het beroepschrift van appellant d.d. 2 februari 1998, ingekomen op het secretariaat op 4 februari 1998, met als bijlage een brief van het Dr.F.S. Meijers Instituut (MI) te Utrecht d.d. 28 augustus 1997 betreffende een door het MIingediend verzoek principemachtiging proefverlof;
de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 24 februari 1998 van de Minister, met als bijlagen: een verzoek d.d. 26 juni 1997 aan de Minister inzake principemachtiging proefverlof, de afwijzing van voormeld verzoek, tevens eenverzoek tot advisering omtrent de verdere tenuitvoerlegging van de maatregel van ter beschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege d.d. 3 november 1997 van de Minister aan het MI, het plaatsingsadvies d.d. 12januari 1998 van het MI aan de Minister, een opnameverzoek van het MI aan de Dr. F.S. van Mesdagkliniek te Groningen en de schriftelijke kennisgeving aan appellant van de aangevochten beslissing d.d. 19 januari 1998; een verslag vanrogatoir horen van appellant op 19 februari 1998.

De Minister heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

3. De feiten:
Appellant is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 25 februari 1986 veroordeeld tot tbs met bevel tot verpleging wegens sexuele delicten.
Hij is op 29 oktober 1998 geplaatst in de Rijksinrichting "Veldzicht" te Balkbrug. In februari 1988 is hij uit voormelde inrichting ontvlucht en enige tijd uit de inrichting afwezig geweest. In oktober 1989 heeft hij zich tijdensverlof aan het toezicht van zijn begeleiders onttrokken. In de hierop volgende periode heeft hij een overval op een supermarkt gepleegd. Hij is terzake van dit strafbare feit veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf, met aftrek vanvoorarrest. Tijdens de tenuitvoerlegging .van voormelde gevangenisstraf is door de Minister aan het Ml om advies verzocht in verband met heropname in "Veldzicht". Op 22 juli 1992 is door het Ml tot heropname geadviseerd en op 14september 1992 is appellant aldaar heropgenomen. In augustus 1993 is hij uit "Veldzicht" ontvlucht. Na zijn arrestatie en in verband met crisisinterventie vanaf 15 september 1993 in het MI heeft "Veldzicht" op 20 oktober 1993 eenherselectieverzoek bij de Minister ingediend. Bij een begeleid verlof Vár uit het MI op 7 februari .1994 heeft appellant zich aan zijn begeleiders onttrokken. Op_ 27 maart 1994 werd hij aangehouden op verdenking van afpersing. Hijis terzake veroordeeld op 18 juli 1995 tot 5 jaar gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Op 4 februari 1997 heeft de Minister het MI verzocht appellant te herselecteren in verband met de tbs. Naar aanleiding van een poging omvanuit een huis van bewaring te ontvluchten is appellant op 25 maart 1997 geplaatst in het huis van bewaring van de TEBI te Vught. Op 1 mei 1997 is hij door het MI ambulant geselecteerd. Sinds 26 juli 1997 verblijft hij in hetTEBI-huis van bewaring als passant-tbs.
Het MI heeft op 26 juni 1997 een principemachtiging aan de Minister gevraagd ter voorbereiding van proefverlof van appellant. Dit verzoek is afgewezen. D.d. 12 januari 1998 heeft het MI het advies aan de Minister uitgebracht omappellant te plaatsen in de Dr.S. van Mesdagkliniek te Groningen.
De Minister heeft op 19 januari 1998 beslist dat appellant in voormelde kliniek zal worden geplaatst.
Ten tijde van de indiening van het beroep was appellant daar nog niet geplaatst.

4. De standpunten:
4.1 . Het standpunt van appellant

4.1 .1. Appellant geeft in zijn beroepsdrift het volgende te kennen -zakelijk weergegeven. Hij kan zich niet verenigen met de voorgenomen plaatsing in de tbs-kliniek te Groningen. Hij vind het onbegrijpelijk dat hij nog naar deze"zware" kliniek moet. Het MI achtte proefverlof in beginsel verantwoord. Zijdens het MI was een ministeriële machtiging tot proefverlof aangevraagd. Dit verzoek is helaas afgewezen. Appellant zit sinds 25 juli 1997 op plaatsing ineen tbs-kliniek te wachten en vindt dat dit wachten inmiddels erg lang duurt.

4.1.2. Appellant heeft zijn beroep mondeling toegelicht als volgt:
Hij heeft aangegeven dat het "Dr. F.S. Meijers Instituut" te Utrecht een voorstel tot proefverlof ten behoeve van hem heeft gedaan. De Minister van Justitie heeft dit proefverlof afgewezen omdat hij vluchtgevaarlijk zou zijn. Opgrond van deze vluchtgevaarlijkheid is hij overgebracht naar het EBI-huis van bewaring van de p.i. "Nieuw Vosseveld" te Vught. Vanwege zijn verblijf aldaar behoort een proefverlof niet meer tot de mogelijkheden. Hij verblijft alzeer lang als passant in het EBI-huis van bewaring. Hij heeft vier maanden geleden verzocht om een psychiater\psycholoog omdat hij zijn verblijf in het EBI-huis van bewaring als zeer zwaar ervaart. Tot op heden heeft hij niet met én van hen gesproken. De selecteur heeft hem onlangs bezocht en heeft hem medegedeeld dat uit de gedragsrapportages naar voren is gekomen dat hij goed functioneert. Enkel bij slecht functioneren zou hij worden overgebracht naar eenandere inrichting.
Hij wil niet in de "Dr. S. van Mesdagkliniek" te Groningen worden geplaatst omdat deze kliniek veel te "zwaar" voor hem is. Echter, indien hij daar onmiddellijk zou worden geplaatst, is hij zonder meer bereid om daar naar toe tegaan.

4.2. Het standpunt van de Minister
De Minister bericht het volgende -zakelijk weergegeven-:
Op het ministeriële verzoek van 4 februari 1997 aan het MI om advies inzake de verdere tenuitvoerlegging van appellants tbs heeft het MI d.d. 26 juni 1997 twee wegen aangegeven, te weten:
- intramurale behandeling van appellants oorspronkelijke problematiek, die samenhangt met het plegen van sexuele delicten, met de prognose dat deze behandeling met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid onmiddellijk in eenuitzichtloze impasse zou geraken, of - resocialisatie, waarbij allerminst kan worden uitgesloten dat zulks gepaard zal gaan met onverkwikkelijkheden, tot en met recidiveren toe.

Het Ml heeft voorgesteld resocialisatie te gaan voorbereiden en heeft machtiging gevraagd om te onderzoeken of op verantwoorde wijze een proefverlof te realiseren zou zijn. De Minister heeft voormeld verzoek afgewezen, daar zij hetrisico van agressieve delicten nadrukkelijk aanwezig acht. Dit risico dient eerst tot een aanvaardbaar niveau te zijn teruggebracht, alvorens instemming met het inzetten van een resocialisatietraject mogelijk is. Met betrekking totintramurale behandeling is de Minister van oordeel dat de beveiligingsfunctie thans een relatief zwaar gewicht krijgt in de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel van appellant.
Gelet echter op het primaire doel van de tbs-maatregel, beveiliging van de samenleving, en de omstandigheid dat appellant drie maal uit "Veldzicht" is ontvlucht, uit het MI is ontvlucht en vele ontvluchtingspogingen vanuit huizenvan bewaring heeft gedaan, en derhalve als uitermate vluchtgevaarlijk is te beschouwen en het gegeven dat appellant zich tijdens twee periodes van ongeoorloofde afwezigheid uit de inrichting aan strafbare feiten heeft schuldiggemaakt, wordt het van belang geacht hem in een maximale beveiligde tbsinrichting te plaatsen.
Op het ministeriële verzoek aan het Ml om een plaatsingsadvies heeft het MI -de voormelde overwegingen van de Minister in aanmerking nemend- geadviseerd appellant in de Dr.S. van Mesdagkliniek te plaatsen.
In het opnameverzoek van het MI aan deze kliniek is aangegeven dat "mede gelet op betrokkenes reactie op het verzoek tot opname, ernstig rekening gehouden dient te worden met desperate acties van betrokkene. Plaatsing in eengestructureerde, maximaal beveiligde setting is dan ook geïndiceerd." Deze visie is eveneens in aanmerking genomen.

Het plaatsingsvoorstel van het MI is door een psychiater van het MI aan appellant medegedeeld.

5. Ontvankelijkheid:
Het beroep is tijdig -binnen de termijn van artikel 69, lid 4, jo. artikel 58, lid 5, van de BVTingesteld zodat appellant hierin kan worden ontvangen.

6. De beoordeling:
Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 1 1 lid 2, van de BVT in haar overwegingen te betrekken:
a. de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b. de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt;

De Minister heeft beslist conform het uiteindelijke advies van het MI.

De Dr. S. van Mesdagkliniek kan appellant de gestructureerde verpleging en de behandeling bieden die in zijn belang worden geacht en biedt de optimale beveiliging, welke uit oogpunt van appellants gebleken vluchtgevaarlijkheidnoodzakelijk kan worden geoordeeld. Aan appellants standpunt dat het een "zware" kliniek betreft kan derhalve worden voorbijgegaan.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing appellant in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen te plaatsen niet in strijd met de BVT en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende

UITSPRAAK:

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N.A.M. Schipper, voorzitter, prof.dr. L.A.J. van Eck en mr. J.M. van der Vaart, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 7 mei 1998.

Nummer: C 98/9

Op verzoek van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing is hierna te noemen appellant op 19 februari 1998 in de penitentiaire inrichting (p.i.) "Nieuw Vosseveld" teVught gehoord in het kader van zijn beroep tegen de ministeriële beslissing tot zijn (voorgenomen) plaatsing in de "Dr. S. van Mesdagkliniek" te Groningen door de voorzitter van de beroepscommissie uit de sectie gevangenwezen. Vandit horen is een verslag opgemaakt, als bedoeld in artikel 62, vijfde lid, in samenhang met artikel 69, vierde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.

Aanwezig zijn: mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, en mr. Ch.T. Westra, secretaris; alsmede

[klager], appellant.

Appellant heeft aangegeven dat het "Dr. F.S. Meijers Instituut" te Utrecht een voorstel tot proefverlof ten behoeve van hem heeft gedaan. De Minister van Justitie heeft dit proefverlof afgewezen omdat hij vluchtgevaarlijk zou zijn.Op grond van deze vluchtgevaarlijkheid is hij overgebracht naar het EBI-huis van bewaring' van de p.i. "Nieuw Vosseveld" te Vught. Vanwege zijn verblijf aldaar behoort een proefverlof nië,~t meer tot de mogelijkheden. Hij verblijftal zeer lang als passant in het EBI-huis van bewaring: Hij heeft vier maanden geleden verzocht om een psychiater\psycholoog omdat hij zijn verblijf in het EBI-huis van bewaring als zeer zwaar ervaart. Tot op heden heeft hij niet metéén van hen gesproken.
De selecteur heeft hem onlangs bezocht en heeft hem medegedeeld dat uit de gedragsrapportages naar voren is gekomen dat hij goed functioneert. Enkel bij slecht functioneren zou hij worden overgebracht naar een andere inrichting.
Hij wil niet in de "Dr. S. van Mesdagkliniek" te Groningen worden geplaatst omdat deze kliniek veel te "zwaar" voor hem is. Echter, indien hij daar onmiddellijk zou worden geplaatst, is hij zonder meer bereid om daar naar toe tegaan.
mr. J.R. Meijeringh -
(voorzitter) (secretaris)

Naar boven