nummer: 04/274/GA
betreft: [klager] datum: 18 maart 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S.Cremers, advocaat te Berlicum, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de vaststelling van een tegemoetkoming d.d. 2 februari 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 75,= vastgesteld vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende een zevental onderzoeken aan het lichaam (visitaties) op in de klaagschriften vermelde data, op de grondenals in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 6 februari 2004 met kenmerk (03/750/GA (tegemoetkoming)) aan klager terzake van de gegrondverklaringvan één visitatie een bedrag van € 25,= heeft toegekend. Nu het hier om de gegrondverklaring van zeven beklagen met betrekking tot visitaties gaat acht klager een tegemoetkoming van € 175,= op zijn plaats.
De directeur heeft, hoewel hem daarom is verzocht, zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.
3.
De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Alsmaatstaf daarvoor kunnen dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor klager uit het moeten ondergaan van een zevental visitaties.
De uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van de aan de tegemoetkoming ten grondslag liggende beklagen is, nu niet is gebleken van een beroep van de directeur, onherroepelijk.
Namens klager is aangevoerd dat, nu de beroepscommissie eerder in een soortgelijk gegrond verklaard beklag een tegemoetkoming van € 25,= heeft toegekend, voor de zeven gegrond verklaarde beklagen een tegemoetkoming van € 175,= opzijn plaats zou zijn. De omstandigheden die een rol speelde bij bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming in de namens klager aangehaalde eerdere uitspraak van de beroepscommissie d.d. 6 februari 2004, waren niet dezelfde als diein de onderhavige beklagen. Het eerder gegrond verklaarde beroep betrof een zogenaamde stelselmatige visitatie na celinspectie, welke stelselmatige visitaties - zoals door de beroepscommissie ondermeer in haar uitspraak van 1 maart2004 is vastgesteld – de toets der kritiek van artikel 3 van het EVRM niet konden doorstaan. In dit geval betreft het steekproefsgewijze visitaties.De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de toegekende tegemoetkoming juist is.Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 maart 2004
secretaris voorzitter