Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7387/GB, 22 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7387/GB             

Betreft [klager]            Datum 22 oktober 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 2 april 2020 beslist klager in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught te plaatsen.

Klagers raadsvrouw, mr. R.S.E. Bruinen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Beoogd werd klager de gelegenheid te geven dit beroep mondeling nader toe te lichten. Na overleg met zijn raadsvrouw heeft de beroepscommissie klager, zijn raadsvrouw en verweerder evenwel in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Van die mogelijkheid hebben zij overigens geen gebruik gemaakt.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is, na zijn aanhouding op 4 maart 2020, op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (de BPG-afdeling) geplaatst. Zonder dat de omstandigheden zijn gewijzigd, is hij op 6 april 2020 in de EBI geplaatst. De reden daarvoor wordt niet duidelijk. De informatie in de bestreden beslissing was op 4 maart 2020 ook al bekend. Op de BPG-afdeling zijn klager bovendien allerlei maatregelen opgelegd, zoals een handboeienregime en cameratoezicht. Op klagers gedrag in die periode zijn geen aanmerkingen. De veiligheidsmaatregelen in de EBI ervaart klager als zwaar en ingrijpend. Hij ziet de noodzaak niet in. Hij heeft al jaren nagenoeg geen contact met mensen buiten de inrichting.

Standpunt van verweerder

Klager heeft een omvangrijk strafblad. Hij heeft zich vanaf 2005 meerdere keren onttrokken aan detentie, door te ontsnappen of door niet terug te keren van verlof. Ook deed hij meerdere vluchtpogingen. Hij had sinds 2017 de status extreem vlucht- en beheersgevaarlijk (EVBG). Tijdens zijn verblijf op een EVBG-afdeling is bij hem een ijzerzaagje aangetroffen. Na twee ontvluchtingen uit een tbs-kliniek is klager preventief ingesloten vanwege een strafbaar feit. Eenmaal betrof dit een afpersing, de tweede keer pleegde klager op de dag van zijn ontvluchting twee roofovervallen.

Op 1 maart 2020 is klager samen met een medepatiënt op gewelddadige wijze uit FPC De Kijvelanden te Poortugaal ontsnapt. Het personeel is daarbij bedreigd met vuurwapens en een mes. Tijdens de ontsnapping is er geschoten en zijn beiden met een taxibusje gevlucht, waarbij mogelijk ook nog is geschoten op omstanders. De politie heeft het busje tot stoppen gedwongen. Klager en zijn medepatiënt zijn te voet verder gevlucht. Op een nabijgelegen bedrijventerrein heeft de politie klagers medepatiënt neergeschoten.

Klager is in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren tegen de EBI-plaatsing kenbaar te maken. Hij heeft aangegeven dat hij de ontvluchting niet heeft gepland en dat hij niet begrijpt waarom hij is meegegaan met de betreffende medepatiënt. Klager had in de kliniek al twee jaar geen bezoek of telefonisch contact gehad. Er was geen voortgang in zijn behandeling. Hij werd dagelijks met agressie geconfronteerd. Klager ondervindt nog steeds last van een eerder verblijf in de EBI. De selectieadviescommissie (SAC) heeft op 2 april 2020 unaniem positief geadviseerd ten aanzien van de voorgenomen plaatsing van klager in de EBI. De SAC heeft hiertoe overwogen dat het noodzakelijk is om de beveiliging verder op te schalen, gelet op klagers achtergrond en de recente ontsnapping met geweld en het feit dat klager binnen een EVBG-regime, vergelijkbaar met het BPG-regime, heeft weten te ontsnappen.

Klager is op 4 maart 2020 op de BPG-afdeling geplaatst, waarbij hem maatregelen voor gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) zijn opgelegd. Het gebeurt zelden dat een gedetineerde direct in de EBI wordt geplaatst. Hij moest snel geplaatst worden. Daarom is eerst gekozen voor de BPG-afdeling. De directeur van de PI Vught heeft kort daarna gevraagd om klager in de EBI te plaatsen. Het feit dat klager eerst kort op de BPG-afdeling heeft verbleven, maakt zijn plaatsing in de EBI nog niet onredelijk.

De omstandigheid dat klager geen contact met derden zou hebben, doet niet af aan het feit dat hij in staat is geweest om op gewelddadige wijze uit de kliniek te ontsnappen. Verweerder is overigens niet verantwoordelijk voor de behandeling van klager en de sfeer in de kliniek. Klagers contacten met de buitenwereld en met medegedetineerden moeten maximaal worden gemonitord. Dat kan alleen in de EBI.

3. De beoordeling

De EBI is aangewezen als huis van bewaring (HVB) en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

Op grond van artikel 6 van de Regeling, kunnen in de EBI gedetineerden worden geplaatst die:

-    een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten;

-    bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is; of

-    een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van aanwijzingen van voortgezet crimineel handelen.

In artikel 26 van de Regeling worden de voorwaarden genoemd die in acht moeten worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in de EBI. Op grond van het eerste lid, worden – kort gezegd – eerst adviezen ingewonnen, wordt een selectieadvies opgesteld en wordt de gedetineerde gehoord. (Slechts) indien feiten of omstandigheden bekend zijn geworden die wijzen op een onmiddellijk dreigend ontvluchtingsgevaar of een ernstig gevaar voor personen of goederen, kan spoedshalve afgeweken worden van de in het eerste lid gestelde procedure.

Klager is sinds 19 mei 2009 gedetineerd. Hij heeft sindsdien in verschillende inrichtingen en tbs-klinieken verbleven. Hij verblijft sinds 6 april 2020 in de EBI.

Uit het dossier komt naar voren dat klager zich tijdens zijn detentie en tbs-maatregel veelvuldig aan de tenuitvoerlegging daarvan heeft onttrokken en pogingen daartoe heeft ondernomen. Tijdens deze onttrekkingen heeft klager (ten minste) tweemaal  delicten gepleegd – een afpersing en twee roofovervallen – op diezelfde dag. Op 1 maart 2020 is klager samen met een medepatiënt en met behulp van wapens uit FPC De Kijvelanden ontsnapt, terwijl zij op de EVBG-afdeling verbleven. Tijdens de achtervolging heeft de politie zich genoodzaakt gezien de betreffende medepatiënt neer te schieten, ten gevolge waarvan deze is overleden.

Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat klager (in elk geval) een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten. Het feit dat klager na de meest recente ontvluchting eerst enige tijd op de BPG-afdeling heeft verbleven – vanaf 4 maart 2020 in beperkingen en vanaf 25 maart 2020 met toepassing van GVM-maatregelen – doet hieraan niet af, gelet op de in artikel 26 van de Regeling voorgeschreven procedure (zoals hierboven is weergegeven). De bestreden beslissing kan daarom – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 22 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven