Nummer R-19/4979/GA
Betreft [Klager]
Datum 21 oktober 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen (ZB-2018-681):
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve score op THC bij een urinecontrole, ingaande op 9 oktober 2018 te 08:00 uur; en
b. de omstandigheid dat hij tijdens die disciplinaire straf de huur van de televisie moest doorbetalen, terwijl de televisie moest worden ingeleverd.
De beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft op 27 september 2019 beklag a. ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. K. Bruns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Zuyder Bos in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
Beklag a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd omtrent het volgen van de procedure kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
Beklag b.
De beklagrechter heeft niet beslist op de klacht dat klager tijdens de disciplinaire straf de huur van de televisie moest doorbetalen. De beroepscommissie zal dit onderdeel van het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen.
De beslissing van de directeur om de televisie van de cel te verwijderen vloeit voort uit de opgelegde disciplinaire straf van opsluiting in de eigen cel. Aan het strafkarakter van de disciplinaire straf zou afbreuk worden gedaan, als klager de beschikking zou mogen blijven houden over zijn televisie. De verplichting tot doorbetaling van de huur vloeit voort uit het verwijderen van de televisie uit de cel, welke verwijdering past binnen het strafkarakter van de disciplinaire straf. Die beslissing wordt dan ook bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk geacht (vergelijk RSJ 13 juli 2017, 16/3828/GA). Het beklag zal ongegrond worden verklaard.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter. De beroepscommissie verklaart beklag b. ongegrond.
Deze uitspraak is op 21 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.
secretaris voorzitter