Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4789/GA, 11 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/4789/GA

    

         

Betreft [Klager]

Datum 11 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Detentiecentrum (DC) Rotterdam (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen de vermissing van zijn bril bij gelegenheid van zijn overplaatsing naar een observatiecel op 5 januari 2019.

De beklagrechter heeft op 16 september 2019 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een nieuwe vergelijkbare bril toegekend als tegemoetkoming (DC-2019-000120). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn gemachtigde, [gemachtigde], in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Bij binnenkomst in het DC Rotterdam is nergens geregistreerd dat klager een bril zou dragen en klager is door het personeel nooit waargenomen met een bril. In eerste instantie is door klager ook geen melding gemaakt van het kwijtraken van de bril. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat klager bij de medische dienst melding heeft gemaakt van het kwijtraken van de bril en dat de kwestie door de medische dienst is afgehandeld. Klager heeft op 22 februari 2019 een nieuwe bril gekregen. Voor zover de directie al verantwoordelijk was voor het zoekraken van de bril, is dit reeds opgelost, nu klager een nieuwe bril heeft ontvangen. Een verdere tegemoetkoming is dan ook niet op zijn plaats. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagrechter te vernietigen.

 

Standpunt van klager

Klager draagt contactlenzen en dat was ook het geval bij binnenkomst in DC Rotterdam. Dit doet niets af aan de aannemelijkheid dat klager een bril heeft en deze is kwijtgeraakt. Klager heeft meerdere meldingen gemaakt van vermissing van zijn bril. Pas op 22 februari 2019 heeft klager een nieuwe bril ontvangen van de medische dienst. Klager heeft daardoor ruim anderhalve maand onnodig moeten lijden. Klager heeft een bril echt nodig, anders ziet hij wazig. Het DC Rotterdam is ontoereikend geweest in het regelen van een nieuwe bril voor klager. Verzocht wordt om een passende compensatie voor het geleden ongemak.

Klager was niet eerder dan 12 januari 2019 in de gelegenheid te klagen over de vermissing van zijn bril. Het is opmerkelijk dat het ontruimingsverslag geen mogelijkheid heeft om een bril aan te kruisen. Tevens verschillen de twee ontruimingsverslagen van 8 januari 2019.

 

3. De beoordeling

Klager heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van zijn bril.

De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat aannemelijk is geworden dat klager in het bezit was van een bril en dat hij deze bril is kwijtgeraakt toen hij werd overgeplaatst naar een observatiecel. Uit de beroepsstukken volgt dat klager op 12 januari 2019, de dag waarop hij de observatiecel mocht verlaten, bij de medische dienst van het DC Rotterdam melding heeft gemaakt van de vermissing van zijn bril en dat hij op 22 februari 2019 een nieuwe bril heeft gekregen van die medische dienst. Voor het toekennen van een verdergaande tegemoetkoming aan klager ziet de beroepscommissie geen aanleiding, nu klager kennelijk wel kon beschikken over zijn contactlenzen. Gelet op dit laatste zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren voor zover dit is gericht tegen de aan klager toegekende tegemoetkoming en de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter voor het overige bevestigen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover dit is gericht tegen de aan klager toegekende tegemoetkoming en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter. De beroepscommissie bevestigt voor het overige de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde.

 

Deze uitspraak is op 11 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven