Nummer S-20/3830/SGA
Betreft [verzoeker] Datum 18 juni 2020
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg (hierna: de directeur) heeft op 11 juni 2020 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met observatie door middel van cameratoezicht, voor de duur van veertien dagen, vanwege het bewusteloos aantreffen van verzoeker en het vermoeden van een zelfmoordpoging, ingegaan op 11 juni 2020 om 14:00 uur en eindigend op 25 juni 2020 om 14:00 uur.
Verzoekers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Namens verzoeker wordt gesteld dat geen noodzaak bestaat voor de plaatsing in afzondering met cameratoezicht. Volgens verzoeker is de beslissing van de directeur onvoldoende gemotiveerd, onredelijk en ontbreekt een zorgvuldige belangenafweging. Verzoeker is niet gehoord.
Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal, alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering en de toepassing van cameratoezicht. Voorgaande kan ingevolge artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat op de beschikking van de ordemaatregel staat dat verzoeker niet is gehoord, omdat hij in het ziekenhuis verbleef en de directeur niet aanwezig was toen verzoeker in de inrichting aankwam. De voorzitter overweegt dat voorgaande geen reden is waarom het horen achterwege kan blijven. Ook anderszins is niet gebleken dat sprake was van een situatie zoals genoemd in artikel 57, derde lid, van de Pbw. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de bestreden beslissing dan ook genomen in strijd met de wet zodat het verzoek moet worden toegewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 18 juni 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.
secretaris voorzitter