Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6030/TB, 7 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-20/6030/TB

betreft: […]       datum: 7 juli 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Verillo, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 4 februari 2020 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. C. Verillo om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPK De Beuken te Westerveld afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd, die op 21 juni 2018 op vordering van de officier van justitie door de rechtbank is omgezet in tbs met verpleging van overheidswege.

Klager is op 1 oktober 2018 geplaatst in FPC De Kijvelanden.

Op 28 november 2019 heeft klager verzocht hem vanuit FPC De Kijvelanden te Poortugaal over te plaatsen naar FPK De Beuken.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Verweerder heeft geen juiste afweging van belangen gemaakt en daardoor ten onrechte het overplaatsingsverzoek afgewezen. Klager betwist dat eerdere behandelingen in de FPA en FPK niet geleid hebben tot recidivevermindering. Het is destijds alleen misgegaan doordat klager geen medicatie meer gebruikte. Klager slikt nu trouw zijn medicatie, zodat er geen enkele reden is om niet naar een lager beveiligingsniveau te gaan. Klager sluit niet uit dat hij levenslang begeleid (en behandeld) zal moeten worden en heeft daar ook niets op tegen. Klager onderkent dat het niet gebruiken van medicatie problemen kan opleveren en heeft opgeleverd. Toezicht op medicatiegebruik moet plaatsvinden, maar daarvoor is plaatsing in een FPC met een hoog beveiligingsniveau niet nodig. Klager stelt dat hij goed is ingesteld op medicatie en daarom stabiel psychiatrisch functioneert. Hij betwist dat de begeleiding en ondersteuning die hij nodig heeft alleen in FPC De Kijvelanden kan worden gegeven en niet in FPK De Beuken. Een FPK zou niet onevenredig belast worden wanneer klager met zijn toestandsbeeld daar zou worden opgenomen. Er wordt eenvoudigweg van verkeerde veronderstellingen uitgegaan en krampachtig vastgehouden aan een hoog beveiligingsniveau dat klager nodig zou hebben, maar dit is op niets gebaseerd. Volledig wordt miskend en ontkend dat de geschiedenis van klager laat zien dat er in wezen geen gevaar is als hij medicatietrouw is.

Klager weet niet of overplaatsing tot destabilisatie zou kunnen lieden, maar denkt dat dit niet het geval zal zijn. Hij verwacht zich na overplaatsing beter te kunnen ontwikkelen omdat dit in alle opzichten zijn welzijn zal bevorderen. Klager begrijpt niet dat de behandelaren dat niet inzien.

Inmiddels is een verlofmachtiging voor klager afgegeven maar is het nog niet tot verlofverlening gekomen vanwege getroffen coronamaatregelen. Dat klager onvoldoende behandelontwikkeling heeft kunnen laten zien valt hem niet aan te rekenen.

Klagers dochter staat open voor (veel) contact met klager of zij nu slachtoffer is geweest van klagers indexdelict of niet. Zij heeft dit bevestigd in het overgelegde e-malbericht van 5 mei 2020. Het aanhalen van de familiebanden kan leiden tot een verbeterde resocialisatie. Het staat niet vast dat dit zo is. Maar het staat ook niet vast dat een overplaatsing tot destabilisatie leidt en daarmee risicoverhogend kan zijn. Het is aannemelijk dat overplaatsing een positieve uitwerking zal hebben op klager vanwege het verder ontwikkelen van de banden met zijn dochters en kleinkind(eren). Monitoring kan heel goed vanuit een andere kliniek, daarvoor is FPC De Kijvelanden niet nodig. Structureel contact heeft juist niet kunnen plaatsvinden vanwege klagers verblijf in FPC De Kijvelanden en de enorme reisafstand voor zijn oudste dochter die reuma heeft.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Plaatsing in een FPK is niet mogelijk. Klager is geïndiceerd voor behandeling in een FPC, onder meer omdat eerdere behandelingen in een FPK en FPA niet hebben geleid tot recidivevermindering. Verder heeft FPC De Kijvelanden in reactie op het overplaatsingsverzoek gemeld de humanitaire grondslag van het overplaatsingsverzoek te zien, maar het overplaatsingsverzoek inhoudelijk niet te kunnen ondersteunen vanwege klagers toestandsbeeld en de geringe vooruitgang in de behandeling. Het stabiel psychiatrisch functioneren van klager heeft prioriteit. Klager heeft daarvoor veel begeleiding en ondersteuning nodig. Volgens De Kijvelanden is er voornamelijk sprake van extern risicomanagement waardoor overplaatsing naar een lager beveiligingsniveau leidt tot het stijgen van de risico’s. Een eerdere interne overplaatsing heeft laten zien dat klager daardoor destabiliseert, zodat overplaatsing naar een andere kliniek daarmee risicoverhogend kan zijn en voor het behoud van de psychiatrische stabiliteit nu niet aan de orde is. Het doel is om hem met het juiste externe risicomanagement te begeleiden en in te bedden in een route die verantwoord is en die klager graag wil. De snelheid van het traject is afhankelijk van klagers functioneren, de mate van psychiatrische stabiliteit en de mate waarin het hem lukt om afspraken en voorwaarden na te komen.

Verder acht De Kijvelanden overplaatsing niet aangewezen omdat klager onvoldoende behandelontwikkeling heeft laten zien in het uitbreiden van zijn verlofstatus. Er was een machtiging begeleid verlof aangevraagd, die vanwege het advies van het Adviescollege Verloftoetsing TBS (AVT) slechts tot en met de fase van 2-mans begeleid verlof is verleend. Het AVT acht het opstarten van netwerkverlof in de huidige fase van klagers behandeling te vroeg, zeker nu het contact tussen klager en zijn familie opbouwende is. Het aanhalen van familiebanden tussen klager en zijn twee dochters kan mogelijkerwijs leiden tot een verbeterde resocialisatie maar dit staat nog niet vast. Er is lange tijd geen sprake geweest van structureel contact. Er is inmiddels wel regelmatiger contact via begeleid beeldbellen. De ontwikkeling van de familiebanden moet daarom nog langere tijd gemonitord blijven.

Er zijn derhalve ook geen behandelinhoudelijke redenen voor overplaatsing van klager.

4.         De beoordeling

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en

c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden, maar als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Volgens de indicatiestelling van het NIFP van 6 augustus 2018 – die niet ter beoordeling van de beroepscommissie staat - moet klager worden geplaatst in een FPC (beveiligingsniveau 4), alwaar er aandacht zal moeten zijn voor medicatiegebruik, het aanleren van gezonde copingsmechanismen en het reduceren van het risico op recidive.

Klager is overeenkomstig deze indicatiestelling op 1 oktober 2018 geplaatst in FPC De Kijvelanden.

Klager stelt dat het in het kader van zijn resocialisatie van belang is dat hij wordt overgeplaatst naar FPK De Beuken, omdat daardoor het contact met zijn dochters en kleinkind(eren) kan worden aangehaald en aan de overplaatsing geen risico’s zijn verbonden nu hij psychiatrisch stabiel en medicatietrouw is.

In het verlengingsadvies van 19 september 2019 meldt FPC De Kijvelanden echter dat het noodzakelijk is dat klager binnen het FPC verblijft, daar het recidiverisico hoog is en klager in feite nog aan het begin van zijn behandeltraject staat. In de reacties van FPC De Kijvelanden van 16 december 2019 en 21 april 2020 op klagers overplaatsingsverzoek heeft dit FPC aangegeven dat een overplaatsing naar een lager beveiligingsniveau van een FPK nog niet wordt ondersteund. Er wordt in goed overleg met klager ingezet op een stapsgewijs traject met langdurige zorg, toezicht en het juiste externe risicomanagement richting de FPA te Deventer. Het is allereerst belangrijk om te komen tot stabiel psychiatrisch functioneren van klager. Ter behoud van die stabiliteit is een overplaatsing naar een andere kliniek nu niet gewenst. Verder is het volgens dit FPC vanuit klagers behandelgeschiedenis de vraag in hoeverre klager vooruitgang zal laten zien in het behandeltraject. Het doel is om klager met het juiste externe risicomanagement te begeleiden en goed in te bedden in een route die verantwoord is en die klager graag wenst. FPC De Kijvelanden onderstreept dat de snelheid van het traject afhankelijk is van klagers functioneren, de mate van psychiatrische stabiliteit en de mate waarin het hem lukt om afspraken en voorwaarden na te komen. Met voldoende behandelontwikkeling wordt via begeleid verlof, onbegeleid verlof, transmuraal verlof en proefverlof toegewerkt naar plaatsing op bijvoorbeeld FPA Transfore om van daaruit door te stromen naar een beschermde woonvorm. Voor klager is inmiddels een verlofmachtiging tot en met de fase van 2-mans begeleid verlof afgegeven, niet voor sociale verloven en alle fasen met 1-mans begeleid verlof omdat het AVT dat nog niet verantwoord acht. Door de getroffen coronamaatregelen heeft klager helaas nog geen verlof kunnen praktiseren en daarin onvoldoende behandelontwikkeling kunnen laten zien.

Verder had klager beperkt contact met zijn dochters en kleinkinderen, maar vindt er inmiddels regelmatiger contact plaats via begeleid beeldbellen. FPC De Kijvelanden acht het noodzakelijk de ontwikkeling van de familiebanden langere tijd te monitoren nu een van de dochters slachtoffer is van het indexdelict en er lange tijd geen structureel contact is geweest.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is het op grond van bovenstaande inlichtingen niet in het belang van klager om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere instelling, laat staan FPK De Beuken met een lager beveiligingsniveau. Nog maar recent is ten behoeve van klager een verlofmachtiging aangevraagd en slechts gedeeltelijk afgegeven. Klager staat aan het begin van een resocialisatietraject dat, afhankelijk van de vorderingen daarin, stapsgewijs zal worden uitgevoerd. Als gevolg van de getroffen coronamaatregelen vindt vertraging plaats in de verlofverlening zelf, maar dat neemt niet weg dat de verlofmachtiging relatief kort voor de uitbraak van het coronavirus is aangevraagd en FPC De Kijvelanden een eerdere aanvraag niet aangewezen heeft geacht. Het is verder aan de instelling te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang is dat zijn familie bij klagers behandeling en resocialisatie wordt betrokken en in welk tempo dat zal gebeuren. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de bestreden beslissing niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 7 juli 2020.

secretaris                                voorzitter                    

Naar boven