Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5582/GV, 16 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5582/GV         

Betreft [klager]

Datum 16 oktober 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 19 december 2019 klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. D.M. Penn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat zijn deelname aan een penitentiair programma (PP) is beëindigd en hij zich aan zijn detentie heeft onttrokken. Vanwege de zware bijwerkingen van zijn medicatie en de omstandigheid dat hij geen gehoor kreeg op zijn hulpvraag, heeft klager zijn medicatie zelf afgebouwd. Dat verklaart dan ook zijn gedrag tijdens zijn deelname aan het PP. Deze gang van zaken wordt bevestigd in de door klager overgelegde doktersverklaring. Inmiddels is klager weer stabiel en hoeft er niet voor bijwerkingen of afbouw van de medicatie worden gevreesd. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat klager zich niet aan de afspraken zal houden. Bovendien dient klager door middel van verlofverlening in de gelegenheid te worden gesteld zich deugdelijk voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij.

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te kunnen toelichten op de zitting van de beroepscommissie van 18 maart 2020 in het kader van de behandeling van zijn beroep, gericht tegen de beëindiging van zijn deelname aan het PP.

Standpunt van verweerder

Aangezien klager op 9 en 10 augustus 2019 negatief gedrag heeft vertoond en zich tot zijn aanhouding op 14 augustus 2019 voor de duur van een aantal dagen heeft onttrokken aan zijn detentie, heeft hij de voorwaarden voor deelname aan het PP in ernstige mate overtreden. Klagers stelling dat een black-out zijn negatieve gedrag heeft veroorzaakt, is, ondanks de door hem overgelegde medische stukken, onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft hij zich onverantwoordelijk gedragen door bewust en zonder overleg zijn medicatie af te bouwen. Hij heeft hiermee de kans aanvaard dat de afbouw van de medicatie een negatieve invloed op hem zou hebben. Dergelijk gedrag vormt een contra-indicatie voor het verlenen van vrijheden.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag voor de duur van dertig uren, vanwege mogelijke spanningen in de familiesfeer.

Het Openbaar Ministerie heeft om de volgende redenen negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Een detentiefasering met bijbehorende algemene verloven staat op gespannen voet met de gronden waarop de voorlopige hechtenis van klager is gebaseerd en de beslissingsbevoegdheid van het hof ten aanzien van de voorlopige hechtenis. Indien aan betrokkene toch vrijheden worden verleend, stuit dit niet alleen op onbegrip maar kan dit ook leiden tot maatschappelijke onrust, zeker gelet op de aard van de feiten waarvoor betrokkene is veroordeeld en de houding die hij ten aanzien van die feiten aanneemt. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat van zeer bijzondere omstandigheden sprake is om met het verlenen van vrijheden in te stemmen. Er is geen recent reclasseringsrapport met een risicotaxatie beschikbaar. Gelet op klagers uitgebreide justitiële documentatie is sprake van een langdurig patroon van vermogensdelicten. Reeds hierom kan het recidiverisico als hoog worden ingeschat. Dat risico is groter in verband met klagers houding ten opzichte van de veroordeling in eerste aanleg, waaruit blijkt dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Aangezien klager zich eerder op 9 augustus 2019 heeft onttrokken aan zijn detentie, bestaat er een risico dat klager tijdens zijn verlof zal proberen zich opnieuw aan zijn detentie te onttrekken. Ten slotte is klager onbetrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken. Betrokkene heeft zich recentelijk, tijdens zijn deelname aan een PP, niet gehouden aan het opgelegde locatiegebod en de aanwijzingen in het kader van de meldplicht en het drugs- en alcoholverbod overtreden. Dat laatste duidt op een risico dat het algemeen verlof zal leiden tot middelengebruik. 

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten op de zitting van de beroepscommissie van 18 maart 2020 in het kader van de behandeling van het beroep gericht tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen de beëindiging van zijn deelname aan een PP. Nog afgezien van het feit dat de zitting op 18 maart 2020 geen doorgang heeft kunnen vinden vanwege de maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus, bevatten de stukken voldoende informatie om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager was sinds 16 april 2016 gedetineerd. Hij is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek, wegens diefstal met geweld en vernieling. Tegen het vonnis van de rechtbank heeft klager hoger beroep ingesteld. Voorts onderging klager een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek. Vandaag, op 16 oktober 2020, is klagers detentie beëindigd, zo begrijpt de beroepscommissie.

Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat klagers deelname aan een PP is beëindigd en hij zich van 8 augustus 2019 tot 14 augustus 2019 aan zijn detentie heeft onttrokken.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uit de stukken blijkt dat klager zich van 8 augustus 2019 tot en met 14 augustus 2019 heeft onttrokken aan de detentie. Daarnaast is bij beslissing van 12 september 2019 klagers deelname aan een PP beëindigd. In RSJ 16 juni 2020, R-19/5088/GB (hersteluitspraak), heeft de beroepscommissie klagers beroep gericht tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Daartoe heeft de beroepscommissie overwogen dat het overtreden van de voorwaarden dusdanig ernstig was dat verweerder heeft kunnen beslissen klagers deelname aan het PP te beëindigen. Klager had niet alleen het aan het PP verbonden locatiegebod overtreden, maar ook het drugs- en/of alcoholverbod en hij had een meldplicht niet nageleefd. De omstandigheid dat deze overtredingen van de aan het PP verbonden voorwaarden waren veroorzaakt door psychoproblematiek en het gebruik of het (zelfstandig) stoppen van medicatie door klager was niet aannemelijk geworden.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van directeur van de PI, de afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigden. Gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 16 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven