nummer: 03/2849/TP
betreft: [klager] datum: 18 maart 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 11 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. J.Y. Kuit, namens
[...], verder te noemen klager,
tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.Y. Kuit om het beroep schriftelijk toe te lichten.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 5 december 2003 verlengd tot 4 maart 2004.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 26 maart 2003 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 8 juni 2003. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag te Hoorn.
3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft de bestreden beslissing op 5 december 2003 ontvangen en heeft tijdig per fax beroep ingesteld. Blijkens de rechterlijke uitspraak waarbij klager is veroordeeld, is de rechtbank van oordeel dat de tbs-behandeling vanklager zo snel mogelijk dient aan te vangen, en heeft klager de rechtbank aangegeven behoefte te hebben aan een veel intensievere behandeling dan de behandeling die hij eerder in De Waag te Amsterdam heeft ondergaan. In het h.v.b.kan hem niet de hulp worden verleend die hij dringend nodig heeft.
Artikel 12 Bvt biedt de mogelijkheid om plaatsing in een tbs-inrichting tot in het oneindige uit te stellen. Helaas moet worden geconstateerd dat de wet zich kennelijk heeft aangepast aan het onvermogen om tbs-gestelden adequaat tebehandelen, en dat het maken van bezwaar daartegen als een vrijwel zinledige exercitie moet worden bestempeld.
Volgens de Minister bestaat alleen aanleiding tot plaatsing bij voorrang wanneer de situatie in het h.v.b. door de psychische gesteldheid van de tbs-gestelde onhoudbaar is, dan wel bij gebleken detentieongeschiktheid. In deuitgebrachte medische verklaring van de Forensisch Psychiatrische Dienst Alkmaar wordt opgemerkt dat klagers psychische conditie achteruit gaat. Klager vraagt zich af of dit proces moet doorgaan tot het punt waarop behandelingverder zinloos zal zijn.
Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De bestreden beslissing is op 4 december 2003 aan klager uitgereikt. Klager zal niet-ontvankelijk zijn in het beroep. Het beroepschrift is op 12 december 2003, derhalve te laat, ontvangen door de Raad, terwijl geen redenen bekendzijn geworden die de termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen.
Indien de beroepscommissie tot een ander oordeel komt, zal het beroep ongegrond zijn. Klager is tijdig gehoord en bericht over de verlenging van de passantentermijn.
Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden in een h.v.b. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestredenbeslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is. Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs.Niet is gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geensignalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. De opgevraagde medische verklaring zal na ontvangst worden nagezonden.
4. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen. Blijkens de stukken staat vast dat de bestreden beslissing op 4 december 2003 aan klager is uitgereikt. Voorts staat vast dat het beroepschrift d.d.10 december 2003 op 11 december 2003 per fax en een dag later per post is ontvangen. Kennelijk is per abuis alleen het per post ontvangen beroepschrift aan de Minister gezonden, nu deze uitgaat van 12 december 2003 alsontvangstdatum.
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn als bedoeld in artikel 12 Bvt wegens capaciteitstekort nietzonder meer tot gegrondverklaring van het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet wordengeacht en/of de psychische conditie van de tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.
Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.
De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie wordt een termijn van langer dan twaalf maanden in principe wel onredelijk en onbillijk geacht.
Blijkens de medische verklaring d.d. 10 februari 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Alkmaar gaat klagers psychische conditie geleidelijk achteruit. Gevoelens van stress nemen toe en geven aanleiding tot maagklachten diemedicamenteus worden bestreden. Ook zijn er toenemende slaapproblemen. De situatie is thans nog niet zeer ernstig. Op dit moment is klager nog wel geschikt te achten voor een verblijf in een h.v.b.
Blijkens deze medische verklaring was de psychische conditie van klager op het moment van onderzoek nog niet van dien aard dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing nog geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen. Wel vraagt de beroepscommissie, gelet op klagersrelatief jonge leeftijd en de door de forensisch psychiater geconstateerde geleidelijke achteruitgang van klagers psychische conditie, de Minister de mogelijkheden te bezien voor een voortvarende plaatsing van klager.
De beroepscommissie is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn van 5 december 2003 tot 4 maart 2004 niet in strijd is met de wet en evenmin als onredelijk ofonbillijk kan worden aangemerkt.
Hetgeen namens klager is aangevoerd, kan in het licht van al het vorenstaande, niet tot een ander oordeel leiden.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 18 maart 2004
secretaris voorzitter