Nummer R-19/3956/GA
Betreft [...]
Datum 25 augustus 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [...] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de onjuiste berekening van de einddatum van zijn detentie en de faseringsdata.
De beklagcommissie bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 5 juni 2019 het beklag ongegrond verklaard (ZS-JH-2019-170).
De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Er is een fout gemaakt in de berekening van de einddatum van klagers detentie, waardoor de data voor faseren eveneens onjuist zijn berekend. Uitgaande van de juiste data had klagers detentiefasering eerder kunnen aanvangen. Ook heeft klager verlof en overige vrijheden hierdoor misgelopen en heeft hij zijn zieke moeder daardoor minder kunnen bezoeken. De handelwijze van de inrichting is slordig. Klager beschikt over een memo met faseerdata van 16 juli 2018. Volgens klager beschikte de inrichting al eerder dan vanaf 11 februari 2019 over een overzicht met de juiste faseerdata. Vanaf dat eerdere moment was de inrichting verantwoordelijk voor de fouten in de faseerdata.
Standpunt van de directeur
Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de directeur eerder op de hoogte had moeten zijn van de gemaakte fout dan het moment waarop de raadsman van klager hem daarop attendeerde. De casemanager heeft daarop meteen actie ondernomen door een en ander uit te zoeken. Met betrekking tot de einddatum van klagers detentie mag uitgegaan worden van de door het Openbaar Ministerie, afdeling Administratie- en Informatie Centrum voor de Executieketen aangeleverde stukken. Op 16 juli 2018 is aan klager een memo verstrekt met de verkeerde faseerdata. Klager was toen al op de hoogte van de verkeerde berekening en heeft dit niet eerder dan op 7 februari 2019 bij zijn casemanager bekend gemaakt.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat de directeur en met hem de casemanager niet voor 11 februari 2019 op de hoogte was van de gemaakte fout in de berekening van de einddatum van klagers detentie en de daarmee samenhangende onjuiste
faseringsdata. Uit het dossier blijkt niet, althans onvoldoende, dat de directeur ter zake een verwijt kan worden gemaakt of dat door of namens de directeur niet adequaat of niet voortvarend is gehandeld zodra de fout aan het licht kwam.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Deze uitspraak is op 25 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter
Versie informatie document
Publicatie op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming:
Huidige versie: 1
Datum beschikbaarheid huidige versie: 23-10-2023 (vanaf dit moment beschikbaar op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming)
Datum document:
Uitspraakdatum: 25-08-2020