Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5718/GA, 17 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5718/GA             

         

Betreft [klager]            Datum 17 september 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege de vondst van contrabande, ingaande op 3 december 2019 (Ta 2019-459).

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 2 januari 2020 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager meent dat de disciplinaire straf ten onrechte is opgelegd. Klager erkent dat de gevonden papieren van hem zijn, maar hij ontkent dat er GHB in die papieren zat en dat hij daarvoor verantwoordelijk is. Klager is het niet eens met de uitslag van de drugstest. Aan hem is nooit gevraagd of hij een contra-expertise wilde laten uitvoeren. Gelet op klagers ontkenning, is het logisch dat hij dit wel had willen laten doen. Klager heeft geen verstand van drugs en heeft niet de expertise en capaciteiten om drugs in papier te impregneren. Ook is het in de inrichting onmogelijk om GHB te maken. De drugstest deugt volgens klager niet.

Aan klager is de maximale disciplinaire straf opgelegd. De feiten rechtvaardigen deze straf niet. De beslissing van 4 december 2019 is niet zo spoedig mogelijk na het voorval van 29 november 2020. Verder meent klager dat de disciplinaire straf met terugwerkende kracht is opgelegd. De disciplinaire straf is ingegaan op 3 december 2019 en de schriftelijke mededeling dateert van 4 december 2019. Klager meent dat het beroep gegrond moet worden verklaard en verzoekt hem te compenseren.

 

Standpunt van de directeur

De directeur verwijst naar zijn voor de beklagrechter ingediend verweerschrift van 16 december 2019 en meent dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

 

3. De beoordeling

Uit de schriftelijke mededeling van de aan klager opgelegde disciplinaire straf blijkt dat de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf op 4 december 2019 is ondertekend, terwijl deze op 3 december 2019 is ingegaan. Het met terugwerkende kracht opleggen van een disciplinaire straf is niet toegestaan. Reeds op die grond zal het beroep van klager gegrond moeten worden verklaard. Het beklag zal in zoverre gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet op basis van dit formele gebrek geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager, nu hij geen nadeel heeft ondervonden van het feit dat de disciplinaire straf met terugwerkende kracht aan hem is opgelegd.

Gelet op de vondst bij klager van de papieren met geïmpregneerd GHB, kan de beslissing van de directeur aan klager een disciplinaire straf op te leggen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent het ontbreken aan kennis over drugs maakt niet dat de vondst hiervan, zonder dat daarvoor een andere aannemelijke verklaring bestaat, klager niet kan worden verweten. De beroepscommissie ziet voorts geen reden om te twijfelen aan de mededeling in het schriftelijk verslag dat klager is gewezen op de mogelijkheid om binnen 24 uur een contra-expertise aan te vragen. Daarvan heeft hij kennelijk geen gebruik gemaakt. Op grond van de Sanctiekaart 2019 kan de directeur voor het bezit van harddrugs, zoals GHB, de maximale straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel opleggen. Het beroep zal in zoverre dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep op procedurele gronden gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag in zoverre gegrond.

Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 17 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven