Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5937/GA, 21 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5937/GA

              

Betreft [Klager]

Datum 21 september 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het gegeven dat bij klager een celinspectie heeft plaatsgevonden en dat hij tijdens de inspectie in een isoleercel is geplaatst, zonder opgave van redenen.

De beklagcommissie heeft op 27 januari 2020 het beklag gegrond verklaard (Z1-2019-000991). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

In zes cellen zijn op 19 november 2019 in de middag een aantal celinspecties uitgevoerd op klagers afdeling door het Interne Bijstandsteam (IBT). Om de orde en rust te handhaven zijn zes gedetineerden, onder wie klager, tijdelijk en voor een zo kort mogelijke duur in een andere ruimte geplaatst. Net als alle andere gedetineerden, is klager zorgvuldig en correct geïnformeerd over de reden van de celinspectie. In de huisregels staat dat de verblijfsruimte dagelijks kan worden onderzocht. Klager wist of behoorde te weten dat er celinspecties kunnen plaatsvinden. Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), is de directeur bevoegd, ook op basis van een vermoeden, de verblijfsruimte van een gedetineerde te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn. Tijdens het doorzoeken is contrabande aangetroffen bij een gedetineerde. Artikel 58, eerste en tweede lid, van de Pbw geeft een limitatieve opsomming van beslissingen die door de directeur schriftelijk aan de gedetineerde moeten worden medegedeeld. Daar valt de beslissing tot celinspectie niet onder. Uit navraag bij het IBT blijkt dat alle gedetineerden zijn geïnformeerd. Van de andere gedetineerden zijn geen klachten ontvangen.

 

Standpunt van klager

Klager is een kwetsbare gedetineerde die plotseling in een isoleercel is geplaatst. Hoewel de directeur legitieme redenen kan hebben om klager in een isoleercel te plaatsen, lijkt de directeur niet te begrijpen wat het probleem is. Voor klager is het probleem dat hij niet weet waarom hij in een isoleercel is geplaatst. Gedetineerden dienen altijd uitleg te krijgen over de redenen van de genomen maatregel, ongeacht de duur ervan. Temeer nu klager een kwetsbare gedetineerde is. Als klager of zijn raadsman waren geïnformeerd over de aanleiding van de plaatsing in de isoleercel, zou er geen beklag worden ingediend of zou het beklag voor de mondelinge behandeling worden ingetrokken. Door de directeur wordt in dit stadium van het proces voor het eerst gesteld dat klager wel is geïnformeerd.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b van de Pbw, heeft de directeur de bevoegdheid om de verblijfsruimte van een gedetineerde op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn te onderzoeken, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting.

De beroepscommissie begrijpt de klacht van klager zo, dat hij niet is geïnformeerd voorafgaand aan de celinspectie en dat hij tijdens de celinspectie is geplaatst in een isoleercel. In beroep heeft de directeur aangevoerd dat de gedetineerden bij wie een celinspectie plaatsvond, dus ook bij klager, zorgvuldig en correct zijn geïnformeerd over de redenen van de celinspectie. Voor het handhaven van de orde en de rust zijn de gedetineerden in een isoleercel geplaatst. In beroep heeft de directeur voorts een e-mail bijgevoegd, waarin is bevestigd dat klager vooraf is ingelicht over de procedure. Ook volgt uit de inlichtingen van de directeur in beroep dat er geen bijzonderheden hebben plaatsgevonden. De beroepscommissie heeft geen redenen hieraan te twijfelen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 21 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, F. van Dekken en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven