Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6393/GB, 7 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/6393/GB

           

                                   

Betreft [klager]

Datum 7 september 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 21 februari 2020 beslist klager te plaatsen in het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 17 maart 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op grond van bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van het plaatsingsbeleid voor VRIS-inrichtingen. Klager verwijst daarvoor naar een eerdere uitspraak van de beroepscommissie (RSJ 11 maart 2019, R-19/2541/GB).

Klager gaat ervan uit dat gedetineerden in de PI Ter Apel geplaatst worden, omdat onder het personeel binnen de inrichting specifieke deskundigheid bestaat bij het uitzetten van veroordeelde vreemdelingen na hun detentie. Het mag zo zijn dat in de PI Ter Apel aan gedetineerden ondersteuning wordt geboden in werk, scholing en afspraken, maar daarin onderscheidt de inrichting zich niet van andere inrichtingen. Klager zit in voorlopige hechtenis en is geen veroordeelde vreemdeling. Ook kunnen er nog geen handelingen worden verricht met het oog op zijn uitzetting.

Klagers korte verblijf in detentie maakt dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan hij in een HVB in de regio van zijn vervolging moet worden geplaatst.

 

Standpunt van verweerder

Klager heeft na detentie geen rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 (VW 2000).

Klager is als strafrechtelijk voorlopig gehechte vreemdeling gedetineerd. Bij de plaatsing in een inrichting voor de bijzondere opvang van strafrechtelijk voorlopig gehechte gedetineerde vreemdelingen heeft verweerder slechts beperkte keuze. Bij een veroordeling, al dan niet in eerste aanleg, is er slechts één mogelijkheid en dat is de PI Ter Apel. Waar bij een aanbod van meerdere inrichtingen met eenzelfde bestemming het plaatsen in de buurt van de woonplaats van het bezoek een optie zou kunnen zijn, is deze keuzemogelijkheid er niet bij plaatsing in een inrichting voor bijzondere opvang. De uitvoering van het beleid om voor genoemde categorie gedetineerden een speciale locatie aan te wijzen, weegt zwaarder dan eventuele bezoekproblemen ten aanzien van de reisafstand voor het bezoek.

Plaatsing van een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling in een andere inrichting dan in een daarvoor bestemde inrichting is weliswaar niet uitgesloten, maar daartoe wordt alleen overgegaan, als er sprake is van uitzonderlijke feiten of omstandigheden. Het enkele feit dat klager aangeeft voorlopig gehecht te zijn en om die reden niet geplaatst hoort te zijn in de PI Ter Apel is niet voldoende. Er is geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden die maken dat klager in een andere inrichting geplaatst dient te worden.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in het HVB van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 9 maart 2020 is hij in het HVB van de PI Ter Apel geplaatst, omdat hij niet rechtmatig in Nederland verblijft. Klager wil echter geplaatst worden in een HVB in de regio van zijn vervolging.

Uit het dossier blijkt dat klager door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bij beschikking van 15 maart 2019 ongewenst is verklaard en daarmee geen rechtsgeldig verblijfsrecht meer in Nederland heeft. Het door klager ingediende bezwaarschrift tegen de beëindiging van zijn verblijfsrecht en de ongewenstverklaring, is door de IND bij beschikking van 23 juli 2019 ongegrond verklaard. Verweerder kan en mag ervan uitgaan dat deze informatie klopt.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de VW 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:

-           voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);

-           een vrijheidsstraf; of

-           een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

 

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Onweersproken is dat klager op dit moment geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Uit het selectieadvies blijkt dat klager in voorlopige hechtenis verblijft en ten aanzien van hem een bevel tot gevangenhouding is afgegeven. Hij voldoet dan ook aan de eisen van artikel 20b van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst.

Klager heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan een uitzondering op het plaatsingsbeleid van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling zou moeten worden gemaakt.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 7 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven