Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6442/GB, 7 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6442/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 7 september 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 7 februari 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 18 maart 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager handhaaft de gronden van het bezwaar. Kort samengevat houdt het bezwaar in dat het voor klager – gelet op de lange duur van de detentie – van groot belang is om contact te kunnen onderhouden met zijn familie.

In de PI Krimpen aan den IJssel ontving klager bezoek van zijn 71-jarige moeder en 81-jarige vader. Het was voor beide ouders – gezien hun hoge leeftijd – moeilijk om klager te bezoeken, maar zij deden dat wel trouw. Klager heeft om overplaatsing naar de PI Alphen te Alphen aan den Rijn verzocht, omdat zijn ouders in de gemeente Alphen aan den Rijn wonen en hem dan makkelijker kunnen bezoeken. Klager is echter geplaatst in de PI Lelystad. Het feit dat klagers ouders hem proberen te bezoeken in de PI Lelystad betekent niet dat de reisafstand voor hen geen zware belasting is.

Klager begrijpt niet waarom hij niet overeenkomstig artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) geplaatst kan worden in één van de andere inrichtingen die wel in het arrondissement van vestiging liggen, nu de reistijd naar deze inrichtingen voor klagers familie vele malen korter is. Verweerder gaat voorbij aan het door klager aangevoerde punt dat er ook andere inrichtingen zijn die minder ver vanaf klagers vestigingsplaats (en in dit geval ook de woonplaats van zijn ouders) gelegen zijn.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de bestreden beslissing van 18 maart 2020 en heeft hierop het volgende aangevuld. Verweerder is verantwoordelijk voor de beschikbare operationele celcapaciteit en de optimale benutting ervan. Klager kon – ten tijde van zijn selectie – direct geplaatst worden in de PI Lelystad. Verweerder heeft voor plaatsing in de PI Lelystad gekozen en de opgegeven voorkeur voor plaatsing in de PI Alphen niet gehonoreerd, omdat op het moment van de besluitvorming in de PI Alphen geen beschikbare celcapaciteit was.

Navraag bij de inrichting leert dat klager – sinds zijn plaatsing in de PI Lelystad – bezoek ontvangt van zijn ouders. Bezoekproblemen zijn bovendien inherent aan het ondergaan van detentie.

Klager heeft op 19 februari 2020 een verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de PI Alphen ingediend. Dit verzoek is – gelet op de maatregelen ten aanzien van het coronavirus – nog niet in behandeling genomen.

 

3. De beoordeling

Klagers beroep is kennelijk gericht tegen de beslissing van verweerder om klager te plaatsen in de gevangenis van de PI Lelystad. Verweerder heeft immers op klagers verzoek van 19 februari 2020 tot overplaatsing naar de gevangenis van de PI Alphen nog geen beslissing genomen en het verzoek kan daarom in dit beroep niet aan de orde komen.

Klager verbleef in het HVB van de PI Krimpen aan den IJssel. Op 7 februari 2020 is hij naar aanleiding van zijn veroordeling door de rechtbank geplaatst in de gevangenis van de PI Lelystad, omdat in de inrichting van zijn voorkeur – de PI Alphen – in het gevangenisregime op dat moment geen beschikbare celcapaciteit was. Klager heeft zijn voorkeur uitgesproken voor plaatsing in de PI Alphen, omdat zijn ouders hem dan gemakkelijker kunnen bezoeken.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers vestigingsadres is gelegen in Alphen aan den Rijn, oftewel in het arrondissement Den Haag. Een plaatsing in de PI Alpen, die aan het arrondissement is toegewezen, had, gelet op het bepaalde in artikel 25, zevende lid, van de Regeling dan ook voor de hand gelegen. Klager heeft in het kader van zijn selectie voor een gevangenis ook een voorkeur voor plaatsing in de PI Alphen opgegeven. Een gedetineerde moet na zijn veroordeling in eerste aanleg zo snel mogelijk in een gevangenis worden geplaatst. Nu in de PI Alphen geen plaats beschikbaar was op het moment dat klager voor een gevangenis moest worden geselecteerd, is het op zichzelf niet onredelijk dat hij daar destijds niet is geplaatst. Klager is in de gevangenis van de PI Lelystad geplaatst. Deze inrichting ligt in het arrondissement Midden-Nederland, aanpalend aan het arrondissement Den Haag.

Hoewel begrijpelijk is dat het bezoeken van klager voor zijn ouders een zware belasting is, blijkt uit de bezoekerslijst dat klager sinds zijn plaatsing in de PI Lelystad regelmatig bezoek ontvangt van zijn ouders, andere familieleden en kennissen. Klager is daarmee niet verstoken van bezoek. Uit de overgelegde medische verklaring blijkt dat reizen klagers vader zwaar valt, maar niet dat hij niet in staat is om zijn zoon te bezoeken. Het is niet duidelijk waarom de ouders van klager niet met andere familieleden of bekenden – uit dezelfde regio – kunnen meereizen om zo vaker bij klager op bezoek te kunnen komen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 7 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven