Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6555/GB, 18 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:18-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/6555/GB

    

           

Betreft klager

Datum 18 september 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 31 maart 2020 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Hoewel klager begrip heeft voor het feit dat een overplaatsing niet mogelijk is in verband met de getroffen coronamaatregelen, is hij het niet eens met het feit dat hij niet op een wachtlijst geplaatst kan worden.

Klager is op 20 januari 2020 aangehouden en heeft zeven weken in beperkingen verbleven. Hij kon toen dus geen bezoek ontvangen. Vanwege de reistijd vanuit Amsterdam naar de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave heeft klager daarna ook geen bezoek ontvangen van zijn familie. De eerste keer dat hij bezoek van zijn vriendin zou ontvangen, is afgezegd in verband met de coronamaatregelen. Al met al heeft klager dus tweeëneenhalve maand geen bezoek ontvangen. Op dit moment is klagers moeder herstellende van de ziekte van Denic (verlammingsverschijnselen) en is het voor haar onmogelijk om klager te bezoeken. Daarnaast gaat het niet goed met klagers kinderen. Zij hebben nachtmerries, mogelijk verlatingsangst en willen hun vader zo snel mogelijk zien. Klagers recht op ‘family life’, zoals dat is vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dient te prevaleren boven het plaatsingsbeleid.

Als klager na beëindiging of versoepeling van de coronamaatregelen weer een nieuw verzoek zal moeten indienen, zal het - ook gelet op het feit dat er een hoos aan hernieuwde verzoeken zal komen - nog minstens een maand duren voordat verweerder daarop beslist. Er is geen reden waarom klager niet al op de wachtlijst van het JC Zaanstad geplaatst kan worden. De PI Grave en het Openbaar Ministerie hebben geen bezwaar tegen een overplaatsing van klager. Klagers raadsvrouw verzoekt om een inhoudelijke beslissing op klagers verzoek, zodat hij een hernieuwde beslissing niet hoeft af te wachten en hij snel bezoek kan ontvangen.

 

Standpunt van verweerder

Klager is veroordeeld door de rechtbank Breda. De PI Grave ligt in het aanpalend arrondissement Oost-Brabant, zodat klagers plaatsing in de PI Grave een juiste regionale plaatsing is.

Klagers verzoek is afgewezen, omdat alleen in uitzonderlijke en spoedeisende situaties overplaatsingen uitgevoerd zullen worden om verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk tegen te gaan, zolang de coronamaatregelen voor het gevangeniswezen gelden. In klagers geval is er geen reden om af te wijken van dit uitgangspunt. Ieder verzoek wordt individueel beoordeeld en er zijn bijna geen identieke zaken.

Gelet op de coronamaatregelen is er op dit moment (d.d. 9 april 2020) een bezoekstop. Daarnaast zijn bezoekproblemen inherent aan het ondergaan aan detentie en vormen, behalve in bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium.

Het is niet mogelijk om gedetineerden, van wie het verzoek vanwege de coronamaatregelen is afgewezen, op een wachtlijst te plaatsen. Het is immers onduidelijk hoelang deze situatie nog zal duren en feiten en omstandigheden kunnen wijzigen. Zodra de maatregelen versoepelen, kan klager een nieuw verzoek tot overplaatsing naar het JC Zaanstad indienen. Het is ondoenlijk om alle verzoeken na versoepeling of opheffing van de coronamaatregelen opnieuw te beoordelen. Hiermee zou nog meer tijd gemoeid zijn, zodat dit geen tijdswinst zal opleveren.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment - zo blijkt uit zijn registratiekaart - in het HVB van de PI Grave. Hij wil graag worden overgeplaatst, omdat hij dan gemakkelijker bezoek van (onder meer) zijn moeder en kinderen kan ontvangen.

 

De getroffen coronamaatregelen

De beroepscommissie stelt voorop dat de coronacrisis ingrijpende maatregelen vergt. Zo heeft een tijd lang geen bezoek kunnen plaatsvinden, werden geen (algemene) verloven toegekend en stagneerde de detentiefasering van een groot aantal gedetineerden. Deze maatregelen werden echter noodzakelijk geacht en de Tweede Kamer is hierover geïnformeerd. De beroepscommissie acht het ook begrijpelijk dat met horizontale overplaatsingen voorzichtig wordt omgegaan. Met een overplaatsing zou het virus van de ene inrichting naar de andere kunnen verplaatsen.

 

De situatie vanaf de bestreden beslissing tot 16 juni 2020

Op 31 maart 2020, de datum van de bestreden beslissing, was de coronacrisis bijzonder nijpend. Het leven buiten de inrichtingen lag veelal stil. In die periode, tot 16 juni 2020, was een horizontale overplaatsing bovendien niet of nauwelijks in klagers belang. Ook als hij in de inrichting van zijn voorkeur had verbleven, had hij immers geen bezoek kunnen ontvangen. De beroepscommissie acht het in deze situatie niet onredelijk of onbillijk dat verweerder het verzoek om overplaatsing van klager heeft afgewezen, nu er ook geen sprake was van een uitzonderlijke of spoedeisende situatie.

 

De situatie vanaf 16 juni 2020 tot heden

De beroepscommissie begrijpt evenwel dat klager nog steeds wil worden overgeplaatst. Nu bezoek weer mogelijk is, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet meer zonder meer worden volstaan met de verwijzing naar het beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen om horizontale overplaatsingen categoraal af te wijzen. De coronamaatregelen kunnen ook nu nog wel een rol spelen bij de afwijzing, maar er dient ook rekening te worden gehouden met de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en met de belangen van de gedetineerde.

De beroepscommissie stelt vast dat de directeur van de PI Grave positief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek en dat het OM geen bezwaar heeft tegen klagers overplaatsing. Onduidelijk is of klager momenteel nog steeds geen bezoek ontvangt en of zijn moeder – gelet op haar problematiek – in staat kan worden geacht om met enige regelmaat naar de PI Grave af te reizen. Een en ander verdient nader onderzoek en nadere afweging.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Zij zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 18 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven