nummer: 03/2713/TP
betreft: [klager] datum: 15 maart 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 25 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager, bijgestaan door mr. S.E.M. Cantineau,
tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft ter behandeling van het beroepschrift zitting gehouden op 17 februari 2004 in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam te Amsterdam.
Klager en zijn voormelde raadsvrouw hebben er vanaf gezien het beroep mondeling ter zitting toe te lichten. Klagers raadsvrouw heeft het beroep toegelicht bij brief van 12 februari 2004. De Minister was ter zitting nietvertegenwoordigd; namens de Minister is verkozen bij brief van 9 februari 2004 nadere inlichtingen te verstrekken.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 22 oktober 2003 verlengd tot en met 19 januari 2004.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 10 april 2003 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 268 dagen met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 25 april 2003. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de p.i. Noord, locatie De Grittenborgh te Hoogeveen.
De Minister heeft bij brief d.d. 9 februari 2004 bericht dat klager zal worden geplaatst in de Dr.S. van Mesdagkliniek te Groningen. Deze plaatsing was ten tijde van de behandeling van het beroep nog niet gerealiseerd.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht. De rechter heeft aan klager tbs opgelegd omdat klager behandeld dient te worden. Klager acht een langdurig verblijf in het huis van bewaring nietbevorderlijk voor zijn welzijn. Klager is gemotiveerd voor behandeling en ervaart het wachten op de behandeling als verloren tijd. Gelet op zijn behandelmotivatie en zijn stoornis heeft het psychomedisch overleg van De Grittenborgheen zo spoedig mogelijke plaatsing geadviseerd. In de medische verklaring d.d. 13 januari 2004 wordt opgemerkt dat er geen sprake is van een moeilijke of onhoudbare situatie tijdens de detentie, maar gelet op klagers stoornis binnenhet autistische spectrum wordt geoordeeld dat klager in het huis van bewaring (h.v.b.) op een uiterst slechte plek verblijft. De
psychiater vermeldt vervolgens dat er nog geen incidenten zijn voorgevallen, doch dat deze niet zijn uit te sluiten bij het nog veel langer voortduren van klagers uiterst ongewenste situatie. Klager vindt het niet begrijpelijk datde psychiater vervolgens tot het oordeel komt dat een langer verblijf in een p.i. in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting wel verantwoord wordt geacht.
Namens de Minister is op 9 februari 2004 aan de beroepscommissie bericht dat klager, gezien de wenselijkheid van de spoedige plaatsing in verband met klagers stoornis, autisme, met enige voorrang zal worden opgenomen in de Dr. S.van Mesdagkliniek, al waar gestreeft wordt naar een opname binnen zes weken.
Gevraagd wordt het beroep gegrond te verklaren, nu uit voormelde stukken blijkt dat een zo spoedig mogelijke opname zeer wenselijk wordt geacht.
Namens de Minister is inzake het beroep het volgende naar voren gebracht.
Klager is niet tijdig gehoord en de beslissing tot verlenging van de passantentermijn is hem niet tijdig medegedeeld. Het beroep zal daarom formeel gegrond zijn.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn op grond van het volgende. Klager kon ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Klager verbleef opdat moment zes maanden op een bijzondere zorg afdeling van het h.v.b. De Grittenborgh. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
De volgorde van plaatsing van tbs-gestelden wordt primair bepaald door de datum waarop de tbs is aangevangen. Slecht in zeer bijzondere gevallen wordt van deze volgorde afgeweken, namelijk wanneer de psychische conditie van detbs-gestelde zodanig is dat de situatie in het h.v.b. onhoudbaar is en/of van detentie-ongeschiktheid moet worden gesproken. In klagers geval is, de overgelegde medische verklaring van 8 januari 2004 mede in aanmerking genomen, vaneen zodanig ernstige situatie vooralsnog niet gebleken. Wel wordt het wenselijk geacht klager spoedig te plaatsen in verband met zijn aan autisme verwante stoornis. Klager is inmiddels geselecteerd voor de Dr.S. van Mesdagkliniek,welke gespecialiseerd is in het behandelen van patiënten met een zodanige stoornis. De Van Mesdagkliniek zal klager met enige voorrang opnemen. Door de kliniek wordt er naar gestreeft klager binnen zes weken op te nemen.
4. De beoordeling
Klager is op 3 november 2003 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 22 oktober 2003 is verstreken. Bij brief d.d. 10 november 2003 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.
Klager dient, gelet op het hiervoor wogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-
passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.
Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister ten tijde vanhet nemen van de bestreden beslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting in beginsel te laten bepalen door de volgorde van de data waarop deterbeschikkingstellingen van klager en de overige tbs-gestelden zijn ingegaan.
De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was op de datum van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.
Uit de medische verklaring d.d. 8 januari 2004 van een psychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Assen blijkt dat deze het, gelet op klagers psychische conditie, op dat moment verantwoord heeft geacht dat klager langerin het h.v.b. verbleef in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting. Er werd geen moeilijk of nauwelijks houdbare situatie tijdens de detentie in het h.v.b. aanwezig geacht. De psychiater benoemt evenwel de plek in heth.v.b. als uiterst slecht, gelet op klagers stoornis binnen het autistisch spectrum. De psychiater heeft daarbij opgemerkt dat bij een nog veel langer voortduren van deze uiterst ongewenste situatie incidenten niet zijn uit tesluiten.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing nog geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen. Wel onderschrijft de beroepscommissie de dringendewenselijkheid van een spoedige op klagers stoornis afgestemde plaatsing van klager.
De Minister heeft, gezien de voormelde inhoud van de medische verklaring, de wenselijkheid van een spoedige plaatsing van klager onderkend en heeft na de bestreden beslissing besloten klager enige voorrang toe te kennen bij diensaanstaande plaatsing - naar wordt verwacht binnen zes weken - op een afdeling van de Dr. S. van Mesdagkliniek, alwaar aan autisme verwante stoornissen kunnen worden behandeld.
De beroepscommissie acht een nog veel langer voortduren van klagers detentiesituatie gelet op klagers psychische situatie onverantwoord.
De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 22 oktober 2003 tot en met 19 januari 2004. Nu de bestreden beslissing op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid onder b, inverbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze
beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting
had moeten zijn geplaatst is verlengd van 22 oktober 2003 tot en met 19 januari 2004.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr.dr. E.J. Hofstee, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 15 maart 2004.
secretaris voorzitter