Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6544/GB, 28 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6544/GB

               

Betreft [klager]

Datum 28 oktober 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) in de regio Amsterdam.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 24 maart 2020 afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. R.I. Kool en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verblijft al geruime tijd in de ISD van de PI Vught. De ISD-maatregel is op 28 maart 2020 ingegaan. Daarna moet hij nog een gevangenisstraf ondergaan. Klager wil zijn detentie op een betere manier en daarom in een andere omgeving afmaken. Hij heeft het moeilijk in de PI Vught.

Klager is verstoken van bezoek. Dat blijkt ook uit het selectieadvies, waarin staat dat hij sinds zijn plaatsing op 5 november 2019 slechts eenmaal bezoek heeft ontvangen. Een overplaatsing naar de regio Amsterdam, waar klagers familie woont, zou dit probleem verhelpen. Het verstoken zijn van bezoek levert volgens vaste jurisprudentie in beginsel een grond voor overplaatsing op.

Klager wil zich na zijn detentie vestigen in de regio Amsterdam. Hij doet dan ook een beroep op het regionalisatiebeginsel, zoals bedoeld in artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Dit heeft verweerder niet bij zijn overweging betrokken. Plaatsing is niet enkel afhankelijk van het arrondissement waar de rechtbank is gevestigd die de ISD-maatregel heeft opgelegd (RSJ 1 september 2014, 14/2123/GB). Klagers persoonlijke omstandigheden kunnen daar ook een rol bij spelen. Verzocht wordt – onder meer – aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van verweerder

De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) treft maatregelen om de verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Het beschermen en gezond houden van personeel en justitiabelen is belangrijk. De inhoud van het beroepschrift leidt niet tot de conclusie dat sprake is van bijzondere omstandigheden.

De inrichting heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Klager is veroordeeld door de rechtbank in ’s-Hertogenbosch en is afkomstig uit Eindhoven. Na de ISD-maatregel moet klager nog zeven maanden gevangenisstraf op grond van vervolgvonnissen ondergaan. Trajectmatig kan een overplaatsing naar het Justitieel Complex (JC) Zaanstad dus ook weinig bijdragen. De ISD-maatregel wordt uitgevoerd op basis van een samenwerking tussen de gemeente, het Openbaar Ministerie en het gevangeniswezen. Er zijn regionale afspraken van toepassing met betrekking tot resocialisatie en financiering. Klagers ISD-maatregel moet daarom ten uitvoer worden gelegd in de PI Vught.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de ISD van de PI Vught. Hij wil graag worden overgeplaatst naar een ISD in de regio Amsterdam, omdat hij het moeilijk heeft in de PI Vught, zijn bezoek uit Amsterdam komt en hij zich daar ook wil vestigen.

Artikel 25, zevende lid, van de Regeling is slechts van toepassing op gedetineerden die een gevangenisstraf ondergaan. Klager ondergaat op dit moment echter een ISD-maatregel. Deze dient in beginsel ten uitvoer te worden gelegd in de PI Vught, zo blijkt uit de inlichtingen van verweerder. Uit het selectieadvies komt naar voren dat de tenuitvoerlegging in de PI Vught goed verloopt, positieve urinecontroles daargelaten. De directeur van de PI Vught heeft daarom negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek.

De beroepscommissie leest dat klager het moeilijk heeft in de PI Vught, maar hij heeft dat niet verder toegelicht. Weliswaar heeft klager sinds 9 november 2019 (in elk geval tot 10 februari 2020) slechts eenmaal bezoek ontvangen, maar het is niet duidelijk van wie hij precies bezoek zou willen ontvangen en waarom dit bezoek niet of moeizaam naar de PI Vught zou kunnen reizen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

De beroepscommissie overweegt ten overvloede en naar aanleiding van het verweer in beroep dat voor de afwijzing van een verzoek om horizontale overplaatsing niet meer zonder meer kan worden volstaan met de verwijzing naar het beleid van de DJI om horizontale overplaatsingen categoraal af te wijzen (vergelijk onder meer RSJ 11 september 2020, R 20/6609/GB).

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 28 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven