Nummer R-20/7213/GA
Betreft [klager] Datum 31 augustus 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft – kennelijk bij beslissing van 17 maart 2020 – klagers regimaire verloven ingetrokken, vanwege de getroffen coronamaatregelen.
Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de PI Krimpen aan den IJssel heeft op 8 juni 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (IJ-2020-271). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Aan de directeur zijn nadere inlichtingen opgevraagd. Deze zijn op 19 augustus 2020 ontvangen en naar klager en zijn raadsvrouw doorgestuurd.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klagers beklag is gericht tegen de intrekking van zijn verloven en de ongelijke behandeling van gedetineerden. Aanvankelijk zouden alle gedetineerden die in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) verbleven met een enkelband naar huis worden gestuurd. Voor klager ging dat uiteindelijk niet door, omdat zijn gevangenisstraf nog niet onherroepelijk is. Er zouden niet voldoende enkelbanden zijn. Er werd mondeling medegedeeld dat gedetineerden die hun hoger beroep of cassatie zouden intrekken waarschijnlijk alsnog naar huis zouden mogen. Dat riekt naar machtsmisbruik. In de brief waarin de coronamaatregelen werden aangekondigd, werd geen onderscheid gemaakt tussen onherroepelijk en niet-onherroepelijk veroordeelde gedetineerden.
Klager is op leeftijd, hartpatiënt en kampt met diabetes. Hij loopt een groter risico op een ernstig beloop in geval van besmetting met het coronavirus. Het zou het meest verantwoord zijn geweest als klager ook naar huis was gestuurd. De kans dat klagers einddatum nog verschuift, is verwaarloosbaar. De inhoudelijke behandeling van het hoger beroep zal waarschijnlijk niet plaatsvinden voor het einde van klagers detentie. Klager heeft zich tijdens zijn verblijf in de ZBBI aan de voorwaarden gehouden en verbleef grotendeels buiten de gevangenismuren. Ook is zijn voorlopige hechtenis anderhalf jaar geschorst geweest.
Standpunt van de directeur
Naar aanleiding van de aangekondigde maatregelen is de directeur met klager in gesprek gegaan en heeft zij de situatie uitgelegd. Na contact tussen de directeur en de officier van justitie is, op 27 maart 2020 klagers voorlopige hechtenis geschorst en is hij in vrijheid gesteld.
3. De beoordeling
Klagers regimaire verloven zijn ingetrokken c.q. opgeschort, vanwege de getroffen coronamaatregelen. Hiertegen richt zijn beklag zich. In het beklag en beroep wordt voorts ingegaan op het (vermeend ongerechtvaardigde) onderscheid dat is gemaakt tussen wel en niet-onherroepelijk veroordeelde gedetineerden bij de beslissing om hen al dan niet met een enkelband naar huis te sturen.
Niet met een enkelband naar huis
De beslissing welke gedetineerden met een enkelband de ZBBI mochten verlaten, is niet aan de directeur. Die bevoegdheid komt ten aanzien van voorlopig gehechte gedetineerden (zoals klager) slechts toe aan de rechter die bevoegd is over de voorlopige hechtenis te beslissen. Er is ook niet gebleken van een (alsdan onbevoegd genomen) beslissing van de directeur hieromtrent. De beklagcommissie had zich daarom onbevoegd moeten verklaren om kennis te nemen van dit beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie dan ook vernietigen en de beklagcommissie alsnog onbevoegd verklaren.
Intrekking regimaire verloven
Het is wel aan de directeur om regimaire verloven (te verlenen en) in te trekken (op grond van artikel 19, zesde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting). De directeur heeft hiertoe in klagers geval kennelijk beslist in navolging van de overgelegde brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 13 maart 2020, want met de enkele aankondiging in die brief zijn de individuele verloven nog niet ingetrokken. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre dan ook vernietigen en klager alsnog ontvangen in dit beklag.
De coronacrisis vraagt en vroeg om vergaande maatregelen. De directeur heeft dan ook in redelijkheid uitvoering kunnen geven aan de door de Minister aangekondigde maatregel dat in beginsel geen verloven meer worden verleend. Uit de inlichtingen van de directeur blijkt voorts dat zij hierover met klager in gesprek is geweest. De beroepscommissie zal het beklag dus ongegrond verklaren.
Overigens is uit de toelichting van de directeur ook gebleken dat zij contact heeft opgenomen met het Openbaar Ministerie (OM) over de situatie van klager. Naar aanleiding daarvan heeft het OM verzocht de voorlopige hechtenis van klager te schorsen, hetgeen ook is gebeurd. Uit dit handelen blijkt dat de directeur oog heeft gehad voor de persoonlijke belangen van klager en zich daarvoor ook heeft ingespannen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover dit ziet op de beslissing om klager niet met een enkelband naar huis te sturen en verklaart de beklagcommissie alsnog onbevoegd om dit beklag in behandeling te nemen. Voor zover de uitspraak ziet op de intrekking van klagers regimaire verloven, verklaart de beroepscommissie klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart zij het beklag ongegrond.
Deze uitspraak is op 31 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter