Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7350/GV, 21 augustus 2020, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7350/GV

Betreft [klager]

Datum 21 augustus 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 23 juni 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. B.C.M. Sprenger, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager zou vanaf 27 mei 2020 in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) geplaatst worden. Hij moest zich op 11 maart 2020 als zelfmelder melden, vlak voordat de oproepen werden opgeschort. Klager viel dus net buiten de boot. Nu kan hij door de coronamaatregelen geen aanvang maken met zijn detentiefasering, terwijl gedetineerden die al in een ZBBI verbleven, naar huis mochten. Klager wordt dus aanzienlijk harder gestraft. Het is onredelijk om hem anders te behandelen dan andere gedetineerden. Deze rechtsongelijkheid is een omstandigheid in de persoonlijke sfeer die strafonderbreking rechtvaardigt.

Het transportbedrijf waarvoor klager werkt, mist hem. Het is voor dit bedrijf dan ook van groot belang dat klager spoedig weer op de werkvloer verschijnt. Klager zit in de schuldsanering en door het mislopen van de weekendverloven valt de financiële berekening ook anders uit. Dit heeft zeer negatieve gevolgen voor de schuldsanering. Klager en zijn vriendin kunnen zich geen vorderingen van incassobureaus veroorloven.

Klager is een vriendelijke man die goed contact heeft met de betrokken autoriteiten en  instanties. De directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft positief geadviseerd.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat de noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking niet is gebleken. De omstandigheden dat zelfmelders zich niet hoefden te melden en dat gedetineerden die in een ZBBI verbleven met een enkelband naar huis mochten, maken niet dat sprake is van een noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking. Er is geen sprake van gelijke gevallen. Verder is niet gebleken van dringende omstandigheden van zakelijke aard, nu dit standpunt onvoldoende is onderbouwd.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van het JC Zaanstad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, (primair) omdat geen sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat strafonderbreking zou moeten worden verleend.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

3. De beoordeling

Klager is sinds 11 maart 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek, wegens deelname aan een criminele organisatie en medeplegen van gewoontewitwassen. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 3 november 2020.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij door de getroffen coronamaatregelen niet in een ZBBI kan worden geplaatst. Ook zou zijn aanwezigheid noodzakelijk zijn met het oog op zijn financiële situatie en de continuïteit van het bedrijf waarvoor hij werkt.

Strafonderbreking ter vervanging van detentiefasering

De beroepscommissie begrijpt dat de genomen maatregelen ter (verdere) verspreiding van het coronavirus voor klager vergaande en belemmerende gevolgen hebben, nu klager – op het moment dat hij hiervoor in aanmerking zou komen – niet kon worden geplaatst in een ZBBI en als gevolg daarvan een (groot) deel van zijn resocialisatietraject misloopt. Ook begrijpt de beroepscommissie dat dit extra wrang voelt, nu klager zich kort voordat de meldoproepen werden opgeschort moest melden.

De beroepscommissie is echter van oordeel dat strafonderbreking niet kan dienen ter vervanging van detentiefasering, ook niet toen plaatsing in een ZBBI of BBI door de coronacrisis niet mogelijk was (RSJ 13 augustus 2020, R-20/7344/GV). Strafonderbreking is niet bedoeld voor geleidelijke re integratie. Een strafonderbreking brengt zeer vergaande vrijheden met zich mee, terwijl de verschillende detentiefaseringsmodaliteiten voorzien in (bijvoorbeeld) een dagprogramma en/of gedeeltelijk verblijf binnen de inrichting.

Strafonderbreking op grond van klagers financiële situatie

Niet wordt betwist dat klager in de schuldsanering zit. Klagers financiële situatie wordt echter niet nader geconcretiseerd en hierover zijn in het geheel geen stukken overgelegd. Bij deze stand van zaken kan deze omstandigheid niet leiden tot de conclusie dat strafonderbreking noodzakelijk is.

Strafonderbreking vanwege zakelijke belangen

Op grond van artikel 38 van de Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.

Het ligt voor de hand dat de continuïteit van het bedrijf waarvoor klager werkt erbij gebaat is dat hij vrijheden zou genieten. In het dossier bevinden zich twee e-mails van het bedrijf, waarin wordt beschreven wat klagers functie behelst en wordt omschreven welke belangrijke taken hij in deze periode van het jaar normaliter op zich neemt. Toch zijn de zakelijke belangen in het licht van de onderhavige beoordeling onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd. Niet is gebleken dat klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is.

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 21 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven