Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4031/SGA, 24 juli 2020, schorsing
Uitspraakdatum:24-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4031/SGA

    

           

Betreft [verzoeker]

Datum 24 juli 2020

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van het Detentiecentrum (DC) Rotterdam (hierna: de directeur) heeft op 22 juli 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van tien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het bezit van contrabande (mobiele telefoon), ingegaan op 21 juli 2020 om 15:00 uur en eindigend op 31 juli 2020 om 15:00 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (DT-2020-000234).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker stelt dat hij ten onrechte in de strafcel is geplaatst. Hij heeft een longinfectie en dubbele longembolie. Zijn gezondheid gaat juist achteruit door een verblijf in de strafcel. Verzoeker stelt dat hij geen schone lucht krijgt, dat hij pijnsteken heeft in zijn long en dat hij niet de oefeningen van de arts kan doen. De telefoon is gevonden toen hij de hele dag op transport naar de rechtbank was. Verzoeker stelt dat hij de telefoon nooit heeft gezien en dat deze bij zijn celgenoot is aangetroffen. Volgens verzoeker dienen zijn persoonlijke belangen in het kader van zijn gezondheid zwaarder te wegen. Er zijn alternatieven voor een verblijf in de strafcel. Voorts stelt verzoeker dat hij pas op 22 juli 2020 de beschikking heeft ontvangen waarop staat dat deze inging op 21 juli 2020, terwijl hij al sinds maandagavond 20 juli 2020 in de strafcel verblijft.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 20 juli 2020, komt naar voren dat tijdens een celinspectie in een bak op de magnetron een smartphone met oplader is aangetroffen. Deze contrabande was in plastic en plakband gewikkeld. De directeur geeft aan dat zowel verzoeker als zijn celgenoot ontkenden iets van de telefoon te weten. In de huisregels staat dat een gedetineerde te allen tijde verantwoordelijk is voor hetgeen zich in de verblijfsruimte bevindt. Volgens de directeur doet de vraag of de telefoon aan verzoeker toebehoort, niet ter zake. Voorts geeft de directeur aan dat verzoeker dagelijks is gezien door de medische dienst. Op 23 juli 2020 heeft de huisarts verzoeker gezien en geadviseerd hem regulier cellulair te plaatsen tot het einde van de disciplinaire straf. Verzoeker wordt zo spoedig mogelijk uit de strafcel geplaatst en de disciplinaire straf wordt vanaf 23 juli 2020 omgezet in een disciplinaire straf van opsluiting in zijn eigen cel zonder televisie. Verzoeker is op 20 juli 2020 om 21:30 uur in de strafcel geplaatst op grond van een bewaardersarrest. Op 21 juli 2020 om 15:00 uur heeft de directeur verzoeker gesproken en is de disciplinaire straf opgelegd. De directeur erkent dat sprake is van enige overschrijding van de termijn van het bewaardersarrest en verzoekt de bestreden beslissing niet te schorsen gezien de ernst van de feiten.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

De Memorie van Toelichting (MvT) op de Pbw vermeldt onder meer het volgende:

“De termijn van vijftien uren is zodanig gekozen dat, indien de maatregel vlak na het einde van de werkdag wordt getroffen, deze kan voortduren totdat de volgende ochtend de directeur of diens vervanger over eventuele voortzetting een beslissing neemt. Deze zal dus gedurende het weekeinde altijd bereikbaar en beschikbaar moeten zijn. Ingeval de afzondering langer dan vijftien uren moet duren, zal de directeur of zijn vervanger zich naar de inrichting moeten begeven om de gedetineerde te horen teneinde zich een oordeel te vormen over de noodzaak van voortzetting van de afzondering.”

In onderhavige zaak is verzoeker op 20 juli 2020 rond 21:30 uur ingesloten in de strafcel en zou het bewaardersarrest kunnen voortduren tot uiterlijk 21 juli 2020 om 12:30 uur. De voorzitter stelt vast dat de directeur niet heeft gemotiveerd waarom de termijn van het bewaardersarrest is overschreden, zodat de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Het verzoeker zal worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 24 juli 2020 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven