Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4302/SGA, 4 september 2020, schorsing
Uitspraakdatum:04-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4302/SGA                      

Betreft verzoeker        Datum 4 september 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft op 24 augustus 2020 beslist tot de ontzegging van de toegang tot de inrichting van verzoekers bezoekster gedurende drie maanden, wegens het niet opvolgen van de aanwijzingen van het personeel en het beledigen van het personeel. 

Verzoekers raadsman, mr. R.I. Kool, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift (Eh-2020-000365) en van de nadere reactie van verzoekers raadsman.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

De voorzitter overweegt dat, zoals namens verzoeker is aangevoerd en door de directeur is weersproken, sprake is van een beslissing ex artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De directeur kan op grond van artikel 38, derde lid, van de Pbw de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of van bepaalde personen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw. Met de weigering een bepaald persoon toe te laten tot de gedetineerde beperkt de directeur de kring van personen die het bezoekrecht (artikel 38, eerste lid, van de Pbw) van de gedetineerde inhoud kunnen geven. Deze beperking vormt dan ook een inbreuk op de vrijheid van de gedetineerde te bepalen met wie hij contacten wenst te onderhouden. Dit betekent dat

de bestreden beslissing moet worden opgevat als een beklagwaardige beslissing. Temeer omdat uit artikel 58, eerste en tweede lid, onder b, van de Pbw, uit de Memorie van Toelichting van de Pbw en uit vaste jurisprudentie van de RSJ volgt dat een dergelijke beslissing van de directeur aan formele vereisten dient te voldoen.

Daargelaten of de mededeling onverwijld aan verzoeker is uitgereikt door de directeur, hoeft dat – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet tot een toewijzing van het verzoek te leiden. Die onverwijlde uitreiking van de mededeling is met name bedoeld om de gedetineerde tijdig op de hoogte te stellen van de mogelijkheid om rechtsmiddelen (beklag en schorsing) in te stellen tegen de beslissing van de directeur. Verzoeker heeft van die rechtsmiddelen ten aanzien van de onderhavige beslissing tijdig gebruikgemaakt.

 

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder de bestreden beslissing, wordt voldoende aannemelijk dat verzoekers bezoekster de aanwijzingen van het personeel op 19 augustus 2020 niet heeft opgevolgd en zich voorafgaand en na afloop van het bezoekuur misdragen heeft. Gelet daarop kan de beslissing van de directeur niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 4 september 2020 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven