Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4399/SGA, 23 september 2020, schorsing
Uitspraakdatum:23-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4399/SGA                      

Betreft [verzoeker]      Datum 23 september 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft op 13 september 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het niet houden aan de coronamaatregelen door de bezoekster op haar mond te kussen, ingaande op 13 september 2020 om 16:05 uur en eindigend op 27 september 2020 om 16:05 uur. De eerste acht dagen betreffen een individueel programma in verband met de coronamaatregelen.

Verzoekers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (Eh-2020-000384).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat hij en zijn vrouw na het bezoekmoment afscheid hebben genomen, maar daarbij geen fysiek contact hebben gehad. Volgens verzoeker is de opgelegde straf disproportioneel met het oog op de Landelijke sanctiekaart 2019 en ontbreekt een belangenafweging door de directeur. Daarnaast stelt verzoeker dat hij door de disciplinaire straf slechts op maandag en donderdag kan douchen en dat hem is verteld dat zijn vrouw drie maanden niet op bezoek mag komen. Ook stelt verzoeker dat zijn vrouw geen symptomen had die op het coronavirus duiden zodat er geen enkele reden is om quarantainemaatregelen te treffen.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat een medewerker zag dat verzoeker aan het einde van het bezoekmoment zijn bezoekster een kus op de mond gaf. De directeur geeft aan dat vanaf 16 juni 2020 bezoek in alle inrichtingen weer is toegestaan, conform de richtlijnen van het RIVM. Om de risico’s op besmetting zo klein mogelijk te houden, dient fysiek contact bij het bezoek te worden vermeden. Gedetineerden en bezoekers worden gescheiden door plexiglas. De directeur geeft aan dat het afdelingshoofd dit voorafgaand aan het bezoekmoment duidelijk heeft gemaakt aan verzoeker. Toch hebben verzoeker en zijn bezoekster zich niet aan deze coronamaatregelen gehouden. Voorts geeft de directeur aan dat wanneer verzoeker zich weer onder gedetineerden zou bevinden het risico op een uitbraak van het coronavirus in de inrichting te groot zou zijn.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker zich niet heeft gehouden aan de coronamaatregelen rondom het bezoek door fysiek contact te hebben met zijn bezoekster. De directeur heeft hem hiervoor in redelijkheid en billijkheid disciplinair kunnen straffen. Echter, de opgelegde straf van veertien dagen opsluiting in een eigen cel zonder televisie acht de voorzitter disproportioneel. Een kortere disciplinaire straf zou niet onredelijk zijn geweest, welke eventueel opgevolgd had kunnen worden door de oplegging van een ordemaatregel voor zover dat noodzakelijk zou zijn ter bescherming van anderen. Gelet op het voorgaande zal het verzoek worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 23 september 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven