Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4418/SGA, 23 september 2020, schorsing
Uitspraakdatum:23-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4418/SGA

Betreft verzoeker

Datum 23 september 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

Op 22 september 2020 heeft het afdelingshoofd, werkzaam in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught, met verzoeker een overeenkomst gesloten tot twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het te laat verschijnen voor de arbeid, ingaande op 22 september 2020 om 09.30 uur en eindigend op 24 september 2020 om 06.30 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur van de PI Vught op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de bestreden beslissing komt naar voren dat sprake is van een overeenkomst tussen het afdelingshoofd en verzoeker, waarbij is besloten tot twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het te laat verschijnen voor de arbeid. Verzoeker heeft hiervoor afgezien van het horen door de directeur, zo blijkt uit de bestreden beslissing.

De voorzitter overweegt als volgt.

Het nemen van een beslissing tot opsluiting in een verblijfsruimte is aan te merken als zijnde een disciplinaire straf op grond van artikel 51 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De oplegging van een disciplinaire straf is op grond van artikel 5, vierde lid, onder i. van de Pbw voorbehouden aan de directeur. Daarnaast dient bij de oplegging van een disciplinaire straf aan formele vereisten voldaan te worden, zoals het horen van de gedetineerde door de directeur op grond van artikel 57, onder k. van de Pbw. Gelet op het voorgaande acht de voorzitter de bestreden beslissing onbevoegd en in strijd met de wet genomen. De voorzitter zal de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 23 september 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven