Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6473/GB, 14 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:14-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6473/GB                     

Betreft [klager]

Datum 14 september 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan om vanuit de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel in een gevangenis in de omgeving van Zeeland te worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 20 maart 2020 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er moet worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval, waaronder klagers einddatum die is bepaald op 25 september 2026. Klager heeft inmiddels al drieënhalf jaar geen bezoek van zijn kinderen gehad. Het is onbekend of aan klager per 25 mei 2023 strafonderbreking kan worden verleend, maar ook in dat geval zou hij nog jaren in Nederland in detentie moeten verblijven. Skype is geen volwaardig alternatief voor fysiek bezoek. Hetzelfde geldt voor bezoek in een andere inrichting. Dat is veel minder vaak mogelijk. Voor regulier bezoek kan klager geen gebruik maken van de mogelijkheid van incidenteel verlof, omdat dat daarvoor niet is bedoeld.

Er is verzocht om de vaststelling van een omgangsregeling met klagers beide minderjarige kinderen. De daartoe geplande zitting is helaas uitgesteld in verband met het coronavirus en er is nog geen nieuwe zittingsdatum bekend.

Standpunt van verweerder

Klager heeft twee kinderen bij verschillende moeders. Er lopen nog procedures ten aanzien van een omgangsregeling, omdat de moeders het contact met klager hebben verbroken. Dat klager zijn kinderen nog niet heeft gezien, komt dus niet door zijn plaatsing in de PI Ter Apel. Daarom en nu klager geen bezoek ontvangt, heeft een overplaatsing naar een andere PI geen meerwaarde. Er zijn diverse andere mogelijkheden voor klager om met zijn kinderen in contact te komen, zodra dat wordt toegestaan.

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de PI Ter Apel. Hij wil graag in een gevangenis in de omgeving van Zeeland worden geplaatst, omdat zijn kinderen hem dan zouden kunnen bezoeken.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:

-           voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);

-           een vrijheidsstraf; of

-           een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst.

Uit de stukken blijkt dat klager verstoken is van bezoek en dat hij nog een lang strafrestant heeft. Dit tezamen wijst (volgens vaste jurisprudentie) op uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan een overplaatsing zou kunnen zijn aangewezen. Daartegenover staat echter dat klager kennelijk slechts bezoek van zijn twee kinderen zou willen, terwijl op dit moment onvoldoende vaststaat dat zij hem wel zouden bezoeken als hij elders gedetineerd zou zijn. Het ligt in de rede dat de kinderrechter zich eerst uitspreekt over de door klager verzochte omgangsregeling.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 14 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven