Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6609/GB, 11 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6609/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 11 september 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein, subsidiair naar het Justitieel Complex (JC) Zaanstad of de PI Lelystad, meer subsidiair naar de PI Dordrecht of een van de locaties van de PI Rotterdam, nog meer subsidiair naar de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard of, nog meer subsidiair, naar een van de locaties van de PI Veenhuizen.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 1 april 2020 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers casemanager heeft meerdere fouten gemaakt en heeft geweigerd het verzoek van 31 december 2019 aan verweerder toe te sturen. Daartegen is beklag ingesteld. Vervolgens heeft klager op 25 februari 2020 het verzoek rechtstreeks bij verweerder ingediend. Op 31 maart 2020 heeft de raadsman geïnformeerd naar de stand van zaken. Verweerder wachtte op een selectieadvies. De ochtend daarna werd het verzoek evenwel afgewezen.

In de bestreden beslissing wordt slechts verwezen naar algemene, niet geconcretiseerde informatie. Niet is gebleken van een kenbare en op concrete feiten en omstandigheden gebaseerde belangenafweging. Dat had wel gemoeten. De bestreden beslissing moet reeds hierom worden vernietigd.

Subsidiair acht klager het van belang dat onvoldoende is gemotiveerd waarom horizontale overplaatsingen thans geen doorgang meer zouden (kunnen) vinden. De Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) heeft geen coronamaatregelen afgekondigd, waaruit zou volgen dat zij geen overplaatsingen meer faciliteren. De DV&O heeft slechts aangegeven geen gedetineerden met symptomen te zullen vervoeren. Daarvan is echter geen sprake.

In de Kamerbrief d.d. 1 april 2020 wordt geen melding gemaakt van beperkingen ten aanzien van het overplaatsen van gedetineerden. Bij een overplaatsing komt een gedetineerde niet in contact met de buitenwereld. Het is tijdens vervoer ook goed mogelijk om anderhalve meter afstand te houden. Dat geldt zeker ook voor vervoer door het Bijzondere Ondersteuningsteam (BOT), zoals voor klager is aangewezen. Klager heeft geen bezwaar tegen aanvullende regels en voorzorgsmaatregelen tijdens het vervoer. Er kan dan ook bezwaarlijk worden geconcludeerd dat horizontale overplaatsingen op dit moment zodanig onwenselijk zijn dat alle verzoeken daartoe moeten worden afgewezen.

Meer subsidiair acht klager het onredelijk om de beslissing in het geheel af te wijzen. Het verzoek had ook kunnen worden toegewezen, terwijl daarbij wordt aangegeven dat de feitelijke overplaatsing pas op een later moment gerealiseerd wordt. Weliswaar zullen er dan wachtlijsten ontstaan, maar die bestonden voor de coronaproblematiek ook al. Het is algemeen bekend dat er bij veel inrichtingen capaciteitsproblemen zijn.

Tot slot is relevant dat klager niet op eigen verzoek in de locatie Roermond verblijft. Hij is daarnaartoe op 23 december 2019 overgeplaatst op verzoek van de directeur van de PI Arnhem. Klager is niet bij die besluitvorming betrokken geweest.

 

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) de keuze heeft gemaakt om alleen essentiële overplaatsingen uit te voeren, om verspreiden van het coronavirus zoveel mogelijk tegen te gaan. Er zijn uiteraard meerdere contactmomenten tijdens een overplaatsing en die moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Horizontale overplaatsingen worden in beginsel niet als essentieel gezien. Bezoek is vooralsnog (d.d. 4 juni 2020) ook niet mogelijk.

Klagers verzoek is pas later bij verweerder gekomen, in verband met het opvragen van adviezen bij onder meer het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP). Klagers casemanager wilde begrijpelijkerwijs afwachten of klager de status van gedetineerde met een vlucht- en/of maatschappelijk risico (de GVM-status) zou krijgen. Dat is van invloed op de vraag waarnaartoe hij zou kunnen worden overgeplaatst.

Er is voor gekozen om gedetineerden van wie het verzoek vanwege de coronamaatregelen wordt afgewezen, ook niet op een wachtlijst te plaatsten. Dat is een beleidskeuze geweest. Zodra de maatregelen versoepelen, kan klager een nieuw verzoek indienen.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de locatie Roermond. Hij wil graag worden overgeplaatst, omdat hij dan gemakkelijker bezoek van (onder meer) zijn grootouders kan ontvangen.

De beroepscommissie oordeelt in klagers beroep tegen zijn overplaatsing naar de locatie Roermond dat de beslissing op bezwaar van 2 maart 2020 onvoldoende is gemotiveerd (RSJ 11 september 2020, R-20/6297/GB). In beginsel is dat reden om verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen. Verweerder beperkt(e) horizontale overplaatsingen vanwege de getroffen coronamaatregelen, echter tot uitzonderlijke en spoedeisende situaties, waarbij bijvoorbeeld de veiligheid van de inrichting of van de gedetineerde in gevaar is.

 

De getroffen coronamaatregelen

De beroepscommissie stelt voorop dat de coronacrisis ingrijpende maatregelen vergt. Zo heeft een tijd lang geen bezoek kunnen plaatsvinden, werden geen (algemene) verloven toegekend en stagneerde de detentiefasering van een groot aantal gedetineerden. Deze maatregelen werden echter noodzakelijk geacht en de Tweede Kamer is hierover geïnformeerd. De beroepscommissie acht het ook begrijpelijk dat met horizontale overplaatsingen voorzichtig wordt omgegaan. Met een overplaatsing zou het virus van de ene inrichting naar de andere kunnen verplaatsen.

 

De situatie vanaf de bestreden beslissing tot 16 juni 2020

Op 1 april 2020, de datum van de bestreden beslissing, was de coronacrisis bijzonder nijpend. Het leven buiten de inrichtingen lag veelal stil. In die periode, tot 16 juni 2020, toen bezoek weer mogelijk was, was een horizontale overplaatsing bovendien niet of nauwelijks in klagers belang. Ook als hij in de inrichting van zijn voorkeur had verbleven, had hij op grond van de toen geldende maatregelen immers geen bezoek kunnen ontvangen. De beroepscommissie acht het in deze situatie niet onredelijk of onbillijk dat verweerder het verzoek om overplaatsing van klager toentertijd heeft afgewezen, nu er ook geen sprake was van een uitzonderlijke of spoedeisende situatie.

 

De situatie vanaf 16 juni 2020 tot heden

De beroepscommissie begrijpt dat klager nog steeds wil worden overgeplaatst. Nu bezoek weer mogelijk is, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet meer zonder meer worden volstaan met de verwijzing naar het beleid van de DJI om horizontale overplaatsingen categoraal af te wijzen. De coronamaatregelen kunnen ook nu nog wel een rol spelen bij de afwijzing, maar er dient ook rekening te worden gehouden met (in dit geval in het bijzonder artikel 25, zevende lid, van) de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en met de belangen van de gedetineerde.

Gelet op het voorgaande en op het oordeel van de beroepscommissie in R-20/6297/GB, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 11 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven