Nummer R-20/6627/GA
Betreft [Klager]
Datum 23 oktober 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel (hierna: de directeur)
1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, vanwege betrokkenheid bij een vechtpartij, ingaande op 4 oktober 2019.
De beklagrechter heeft op 6 april 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €70,- (Ta 2019-000361). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], juridisch medewerker bij de PI Ter Apel en klagers raadsvrouw mr. L.A. Korfker gehoord op de zitting van 26 augustus 2020 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad. Ter zitting is gebleken dat klager niet op de juiste wijze is opgeroepen voor de zitting van de beroepscommissie. Met de aanwezige procespartijen is afgesproken dat er een verslag van horen zal worden opgemaakt en dat klager, indien hij akkoord is met het verslag, de mogelijkheid krijgt om desgewenst binnen twaalf dagen na ontvangst van het verslag schriftelijk te reageren op het verslag. Indien klager niet akkoord zou zijn, zou hij worden opgeroepen voor een nieuwe zitting, zodat hij alsnog mondeling gehoord kan worden. De raadsvrouw heeft ter zitting medegedeeld de secretaris van de beroepscommissie hierover nader te informeren. Op 22 september 2020 heeft de raadsvrouw doen berichten dat klager enkele schriftelijke aanvullingen heeft op het verslag van horen. In dit bericht zijn de aanvullingen kenbaar gemaakt. De beroepscommissie zal deze aanvullingen meenemen in haar beoordeling.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Uit het dossier, in het bijzonder uit twee verslagen, blijkt dat klager betrokken is geweest bij de vechtpartij. De twee verslagen zijn door dezelfde medewerker opgemaakt. Het tweede verslag is een aanvulling op het eerste verslag en er is geen sprake van verschillende lezingen. Er zijn gedetineerden gehoord die erbij aanwezig waren, omdat niet duidelijk is hoe de vechtpartij is begonnen. Wel staat vast dat klager betrokken is geweest bij de vechtpartij en fysiek geweld heeft gebruikt. Het slachtoffer heeft letsel aan zijn oog opgelopen. De betrokkenheid rechtvaardigt de hoogte van de disciplinaire straf. De medegedetineerde heeft een rapport gehad. Naar aanleiding van het rapport zijn er gesprekken geweest. Er zijn verklaringen afgelegd dat klager zonder reden is begonnen met slaan. Dit tezamen heeft ervoor gezorgd dat de medegedetineerde niet is gestraft.
Standpunt van klager
De verklaringen van de medegedetineerden zijn niet bijgevoegd, omdat hiermee de privacy geschonden zou worden. De raadsvrouw heeft eerder een soortgelijke zaak gehad, waarbij de verklaringen geanonimiseerd waren bijgevoegd.
Klager ontkent niet dat hij erbij was, maar zegt wel dat hij niet begonnen was met de vechtpartij. Klager kan dan ook niet, gelet op de stukken, verantwoordelijk worden gehouden voor de vechtpartij. De twee bijgevoegde verslagen bevatten twee verschillende lezingen. Gelet daarop had de bestreden beslissing niet genomen kunnen worden. Alleen klager is gestraft en niet de medegedetineerde. Daar gaat de veronderstelling van uit dat klager begonnen is met de vechtpartij, terwijl dit niet duidelijk is. Het is vreemd en onjuist dat bij de zitting van de beklagrechter hierover geen duidelijkheid bestond. Verder denkt klager dat de onenigheid die tussen hem en het afdelingshoofd speelt aan deze beslissing kan hebben bijgedragen. Klager kan zich er niet bij neerleggen dat hij op basis van de stukken in het dossier een dergelijke straf opgelegd heeft gekregen. Vooral nu deze stukken zijn opgesteld door een medewerker van de PI die het voorval niet zelf heeft waargenomen. De stukken vinden ook geen nadere onderbouwing in bijvoorbeeld verklaringen van de medegedetineerden die het voorval wel gezien zouden hebben.
3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd vanwege betrokkenheid bij een vechtpartij. Het gaat bij de te maken weging van feiten en omstandigheden in het onderhavige geval in beginsel niet zozeer om de vraag of er kan worden vastgesteld wie de vechtpartij in de PI is begonnen en welke rol de gedetineerde hierin heeft gehad, maar – meer in het algemeen – om de verwijtbare betrokkenheid van de gedetineerde bij de vechtpartij. De beroepscommissie stelt voorop dat de orde, rust en veiligheid binnen een PI (ernstig) worden verstoord door een vechtpartij.
Het personeel heeft (in ieder geval) waargenomen dat er een vechtpartij plaatsvond en dat klager daar betrokken bij was. Dat er sprake zou zijn van twee verslagen met verschillende (c.q. tegenstrijdige) lezingen over hetgeen in dit verband is voorgevallen, is niet gebleken. Ter zitting heeft de directeur gesteld dat het laatst opgemaakte verslag een aanvulling betreft op het eerdere verslag. De beroepscommissie beziet dit stuk ook zo. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat de medegedetineerde niet zou zijn gestraft, doet hieraan niet af. De directeur heeft ter zitting aangegeven dat diegene met wie klager aan het vechten was, letsel aan zijn oog heeft opgelopen en dat dit de reden is geweest dat aan de medegedetineerde geen disciplinaire straf is opgelegd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 23 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter