Nummer R-19/4561/GA
Betreft [klager] Datum 20 oktober 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet ontvangen van zijn medicatie op 3 april 2019.
De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 21 augustus 2019 het beklag ongegrond verklaard (ZS-JI-2019-105). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De directie is zijn zorgplicht niet nagekomen, nu is komen vast te staan dat klager zijn medicatie niet heeft gekregen. Dat van klager wordt verwacht dat hij ook zelf verantwoordelijkheid neemt, is onvoldoende reden om de klacht ongegrond te verklaren.
Standpunt van de directeur
In het beroepschrift worden geen aanvullende gronden gevonden ten aanzien van de klacht. Om die reden blijft de directeur bij zijn standpunt zoals verwoord in zijn verweer van 3 juni 2019.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) draagt de directeur zorg voor de verstrekking van de door de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger voorgeschreven medicijnen. De directeur heeft in zijn schriftelijke verweer op het beklag aangevoerd dat de medische dienst heeft aangegeven dat niet is terug te zien dat aan klager geen medicatie is verstrekt en dat gebleken is dat klager op de betreffende dag het dienstdoende personeel niet heeft ingelicht. De beklagrechter gaat er in zijn uitspraak van uit dat klager op 3 april 2019 zijn medicatie niet heeft ontvangen. De beroepscommissie neemt die conclusie over, maar is, anders dan de beklagrechter, van oordeel dat de directeur tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Dat klager het dienstdoende personeel niet heeft ingelicht, maakt dat niet anders.
De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 20 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter