Nummer R-19/5341/GA
Betreft [Klager] Datum 13 oktober 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het omzetten van klagers bezoek zonder toezicht (BZT), naar een regulier bezoek.
De beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft op 22 november 2019 het beklag ongegrond verklaard (Eh 2019/000426). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klagers raadsman, mr. R.I. Kool, gehoord op de zitting van 26 augustus 2020 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad. Voorts zijn J.R. van der Spoel en I. Klooster, beiden plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Esserheem, gehoord. Klager heeft niet van de gelegenheid gebruik gemaakt te worden gehoord ter zitting.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het BZT is ten onrechte omgezet naar een regulier bezoek. Hoewel het BZT niet wettelijk is geregeld, gelden er wel bepaalde zorgvuldigheidsnormen. In uitspraken van het Europese hof is bepaald dat het valt onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De beslissing tot het niet door laten gaan van het BZT, is niet zorgvuldig genomen. De drugshond zou een duidelijk signaal hebben gegeven toen het bezoek van klager, zijn toenmalige vriendin, werd onderzocht. Wat dit signaal precies inhoudt, is onduidelijk. Voor de zorgvuldigheid en de toetsbaarheid van wat er precies is gebeurd tijdens het onderzoek, had het voor de hand gelegen als de hondengeleider een proces-verbaal had opgemaakt. In dit proces-verbaal had dan opgenomen kunnen worden op welke wijze de hond reageerde en of dit in overeenstemming is met het aangeven van drugs. Nu er niets op schrift is gesteld, kan dit niet worden getoetst. Klagers bezoek had de mogelijkheid moeten krijgen om haar onschuld aan te tonen. De hond liep weliswaar rondjes om haar, maar dat is te weinig om aan te nemen dat zij ook daadwerkelijk verdovende middelen bij zich had.
Standpunt van de directeur
De directeur is bij het afwijzen van het BZT uitgegaan van de juistheid van de bevindingen van de hondengeleider. Klager is er niet bij geweest toen de hond reageerde op het bezoek. Er wordt niet getwijfeld over de adequaatheid van de bevindingen van de hondengeleider en de hond. Toen de drugshond iets bij het bezoek detecteerde, was dat voldoende om het BZT te weigeren. BZT brengt voor de PI enorme risico’s met zich mee ten aanzien van het invoeren van contrabande. Tijdens de coronamaatregelen is het ontvangen van bezoek niet mogelijk geweest. Er is toen vrijwel geen contrabande aangetroffen in de PI. Het is niet mogelijk om het bezoek volledig te fouilleren en het is niet mogelijk om te visiteren. Het is algemeen bekend dat, om contrabande in te voeren, er vaak iets in het lichaam wordt gestopt. Het is niet mogelijk om dat te controleren. In situaties waarin de drugshond wordt ingezet zou het mooi zijn als alles op papier is gezet, maar daar is niet voor gekozen. De laatste tijd, vóór de coronamaatregelen, is er veel ingevoerd.
3. De beoordeling
Gelet op het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid het BZT heeft kunnen omzetten naar een regulier bezoek. De directeur heeft ter zitting duidelijkheid verschaft over de gang van zaken. Het aanslaan van de hond was voldoende aanleiding om de bestreden beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet in hetgeen door klager is gesteld geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de deskundige bevindingen van de hondengeleider. Deze bevindingen behoeven overigens, anders dan de raadsman aanvoert, niet op schrift te worden gesteld. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 13 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter