Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6643/TB, 20 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-20/6643/TB

betreft: [klager]                                                                 datum: 20 oktober 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 9 april 2020 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de Oostvaarderskliniek) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager heeft in het kader van de tenuitvoerlegging van de tbs met dwangverpleging verbleven in FPC de Pompestichting, FPC Oldenkotte en FPC De Kijvelanden alvorens hij bij besluit van 17 oktober 2016 is geplaatst in Hoeve Boschoord.

Op 23 maart 2020 heeft klager verzocht hem over te plaatsen naar de Oostvaarderskliniek.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Op 23 maart 2020 is namens klager een overplaatsingsverzoek ingediend.

Op 7 april 2020 heeft Hoeve Boschoord gereageerd en aangegeven dat zij niet afwijzend staat tegenover het verzoek van klager. Klagers resocialisatietraject verloopt moeizaam, er is sprake geweest van een incident waarvan de kliniek aangifte heeft gedaan. Verweerder heeft aangegeven dat hij de afwikkeling van de aangifte wil afwachten en dat – afhankelijk van de afdoening – overleg met de kliniek zal plaatsvinden over het resocialisatietraject en dat wellicht (opnieuw) een zorgconferentie zal worden georganiseerd.

Klager verwijst nogmaals naar de aan het verzoek ten grondslag liggende argumenten. Deze dienen als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Hierin staat – kort weergegeven – dat klager vanaf eind 2018 op de afdeling Zilverspar heeft verbleven en daarvoor op de afdeling Wintereik. Voorheen verbleef klager in FPC De Kijvelanden. Aldaar bleek dat het daar gevoerde drugsbeleid de resocialisatie van klager in de weg zat. Klager is na een zorgconferentie geplaatst in Hoeve Boschoord. Ook daar bleek dat klager een zeer frequent gebruiker was van cannabis. Uit pro justitia rapportages volgt dat het cannabisgebruik van klager zijn resocialisatie niet in de weg mag staan, te meer nu klager onder invloed van cannabis beter functioneert dan zonder. Klager gebruikte op de afdeling Zilverspar cannabis op het terrein, maar wel zodanig dat niemand het zag en hij gebruikte bij voorkeur niet op zijn kamer. Klager verkocht ook geen cannabis. Klager ging op een goede en volwassen manier om met zijn gebruik en functioneerde bovendien meer dan naar behoren.

Begin 2019 heeft een verslaafde medepatiënt, die van klager cannabis wilde betrekken, over klager gezegd dat hij in cannabis zou handelen. Dat is niet juist. Klager is vervolgens beperkt in zijn vrijheden. Het gevolg is dat hij op het terrein geen cannabis meer kan gebruiken. Voor klager is contact gelegd met

´t Achterhuus teneinde hem daar te plaatsen in het kader van transmuraal verlof.

In februari 2020 heeft een incident plaatsgevonden tussen klager en een medepatiënt. De medepatiënt heeft klager zodanig getergd en vervolgens aangevallen (met een buis van een stofzuiger) dat klager hem heeft geslagen ter verdediging van zichzelf. Die patiënt heeft daarbij letsel opgelopen. De kliniek heeft op advies van het Ministerie aangifte gedaan van het incident (en niet specifiek tegen klager). Klager is vervolgens overgeplaatst naar de Wintereik.

De omstandigheid dat mogelijk aan klagers ‘gedoogconstructie´ (qua cannabis gebruik) zou worden getornd en de trage voortzetting van zijn overgang naar

´t Achterhuus heeft ertoe geleid dat het incident heeft plaatsgevonden. Klager heeft het vertrouwen in een goede afloop bij de kliniek verloren en hij wil een nieuwe start maken.

Vooralsnog is er geen zicht op een spoedige afdoening van de aangifte. Op 18 juni 2020 heeft het verhoor van klager plaatsgevonden. Klager heeft toen ook aangifte kunnen doen tegen de betrokken medepatiënt. Klager beroept zich op noodweer. Klager geeft de voorkeur aan het verkrijgen van duidelijkheid en daarom wenst hij een overplaatsing waarbij hij de tijd tot de afdoening van de aangifte zinvol (in het kader van zijn behandeling) kan benutten.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.

Er is gekozen om eerst de uitkomst van de aangifte af te wachten en op basis daarvan te bezien hoe het vervolgtraject van klager het beste vorm kan worden gegeven. Dit vanwege het feit dat de uitkomst van de aangifte allesbepalend is voor de mogelijkheden ten aanzien van klagers resocialisatietraject. De aangifte betreft een ernstig incident tussen klager en een medepatiënt waarbij is geslagen na dreiging met fysiek geweld en waarbij de medepatiënt gewond is geraakt.

De uitkomst van de aangifte zal met name van invloed zijn op klagers verlofmogelijkheden en daarmee samenhangend zijn plaatsingsmogelijkheden.

De verwachting dat de aangifte in verband met de coronamaatregelen niet voortvarend zal worden afgewikkeld berust op een niet nader onderbouwde stelling en kan reeds om die reden niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Desalniettemin zal worden bezien of de afwikkeling van de aangifte – zo nodig – bespoedigd zou kunnen worden. Dit zou overigens ook verwacht mogen worden van klagers advocaat.

Ten aanzien van het natraject geldt dat er inderdaad een vertraging is ontstaan in de geplande zorgconferenties. Overplaatsing van klager naar een behandelvoorziening biedt hiervoor echter geen oplossing. Klager is mogelijk toe aan plaatsing in een voorziening voor langdurige verblijf, zoals ‘t Achterhuus, waarmee plaatsing in een andere behandelvoorziening waarschijnlijk weinig nut zal hebben. Dat is iets wat in breder verband, bij voorkeur in een zorgconferentie, besproken zal moeten worden. Als de organisatie daarvan inderdaad te lang op zich laat wachten, zal gezocht worden naar een andere oplossing, bijvoorbeeld door dit in kleiner verband met klager en zijn advocaat te bespreken. Hiervoor is wel noodzakelijk dat de uitkomst van de aangifte bekend is.

Aan de overplaatsing van klager naar Hoeve Boschoord is destijds een uitgebreid traject met een zorgconferentie vooraf gegaan. Tegen deze achtergrond wordt het onzorgvuldig geacht om klager zonder nader onderzoek over te plaatsen naar een andere inrichting.

Uit een nadere toegezonden toelichting van 26 juni 2020 volgt dat klager op 18 juni 2020 is verhoord door de politie. Er is getracht om het vervolg hiervan af te stemmen met de TBS-officier. Vanuit Hoeve Boschoord is aangegeven dat het klager momenteel aan motivatie ontbreekt voor (verdere) samenwerking met de inrichting onder andere vanwege ontbrekend perspectief. Dit is begrijpelijk, echter dat verandert niets aan het feit dat de uitkomst van de aangifte een allesbepalende rol speelt in de mogelijkheden voor het vervolgtraject.  

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en

c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden, maar als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere instelling.

Uit de door verweerder verstrekte inlichtingen volgt dat in februari 2020 een incident heeft plaatsgevonden tussen klager en een medepatiënt en dat, naar aanleiding hiervan, door de instelling aangifte is gedaan. In afwachting van de besluitvorming van het Openbaar Ministerie (al dan niet vervolging) zijn de vrijheden in afstemming met de verlofunit ingetrokken en is klager op beveiligingsniveau drie geplaatst. Indien de aangifte zal leiden tot vervolging, dan zullen de vrijheden van klager gedurende een jaar worden ingetrokken. Indien klager niet zal worden vervolgd, dan kan de resocialisatiepoging worden opgepakt. Gesteld wordt dat het resocialisatieproces moeizaam verloopt, maar dat er desalniettemin is gekoerst op uitplaatsing. Hierbij wordt opgemerkt dat het niet noodzakelijk is dat deze resocialisatiepoging wordt opgepakt vanuit Trajectum.

In 2016 is – naar aanleiding van twee gehouden zorgconferenties – vastgesteld dat klager qua behandeling het beste zou passen in Hoeve Boschoord. Het is nog onduidelijk of klager zal worden vervolgd voor het incident wat plaats vond. De uitkomst van de aangifte speelt een allesbepalende rol in de mogelijkheden voor een vervolgtraject. Om klager zonder voorafgaand goed overleg over te plaatsen naar een andere instelling acht de beroepscommissie dan ook niet in klagers belang. Dat wordt gesteld dat de resocialisatiepoging niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden opgepakt vanuit Trajectum, maakt dit oordeel niet anders.

De beroepscommissie acht het wenselijk dat wordt getracht op zo kort mogelijk termijn uitsluitsel te verkrijgen over de vraag of klager al dan niet zal worden vervolgd en dat vervolgens wordt bekeken of een nieuwe zorgconferentie moet worden gehouden om het verdere traject van klager te bepalen.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 20 oktober 2020.

secretaris                                            voorzitter

Naar boven