Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2985/GA, 12 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

BZT  v

Nummer          R-19/2985/GA   

Betreft [klager]

Datum 12 oktober 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de intrekking van het eerder aan klager toegekende bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft op 22 februari 2019 het beklag ongegrond verklaard (ZB-2019-066 en ZB-2019-074). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. P.M. Iwema, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Zuyder Bos (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Aan klager is ten onrechte bezoek zonder toezicht (BZT) op 20 januari 2019 onthouden. Aan klager is geen disciplinaire straf aangezegd. Er is aan klager geen huisregel bekend gemaakt dat het opleggen van een disciplinaire straf in alle voorkomende gevallen tot intrekking van de toekenning van BZT leidt. Klager heeft geen aanleiding gegeven voor het opleggen van een disciplinaire straf. Er was op 14 januari 2019 sprake van een beleefde discussie over een principieel punt. Klager had een klacht over het insluiten van gepensioneerden op cel en de ontoereikendheid van de alternatieve verblijfsruimte. Een interne beleidsregel die een dag eerder was rondgestuurd, was niet aan hem kenbaar gemaakt. Op de belofte van – uiteindelijk – een rapport, zodat klager iemand daarover te spreken zou krijgen, heeft klager volledig meegewerkt aan insluiting. Dat klager hierdoor zijn eerste BZT zou missen heeft hij niet verdiend. Omdat klagers echtgenote speciaal voor dit eerste BZT uit Portugal kwam overvliegen, maakt klager aanspraak op een financiële tegemoetkoming van €10.000,-. Inmiddels zit klager in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting, dus een andere compensatie dan financieel is niet meer mogelijk.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling

Op grond van de mededelingen van de directeur kan worden vastgesteld dat de intrekking van het BZT mondeling aan klager is aangezegd op 18 januari 2019 en het gevolg was van de disciplinaire straf die aan klager is opgelegd op 14 januari 2019. Het bezoek is omgezet naar een regulier bezoek.

De beroepscommissie is van oordeel dat bij intrekking van een toegezegd BZT in redelijkheid van de directeur kan worden verlangd dat de directeur voorafgaand aan de intrekking een gemotiveerde, kenbare en achteraf toetsbare – schriftelijke – belangenafweging maakt. Bij gebreke daarvan, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt (vergelijk RSJ 10 juli 2013, 13/1173/GA).

De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €25,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.

Deze uitspraak is op 12 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven