Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7720/GA, 30 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7720/GA                        

Betreft [Klager]            Datum 30 september 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Scheveningen

1. De procedure

De directeur van het PPC Scheveningen (hierna: de directeur) heeft op 9 juni 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder b, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: b dwangbehandeling), ingaande op 8 juni 2020 en eindigend op 22 juni 2020 (SC 2020/155).

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij het PPC Scheveningen heeft op 16 juli 2020 het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van €50,- toegekend. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur van het PPC Scheveningen heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Er is aan de behandelend psychiater gevraagd of de gevaarscriteria nader kunnen worden toegelicht. Uit de inlichtingen van de psychiater blijkt het volgende:

Klager is voorafgaand aan zijn detentie, vanuit zijn achterdocht, herhaaldelijk zodanig zeer agressief en dreigend geweest, dat noodzaak voor klinische opname en behandeling binnen de GGZ werd vastgesteld. Klager ontkent zijn problematiek en heeft zich hevig verzet tegen de opname. Klager heeft tijdens het vervoer naar de kliniek een politieambtenaar in functie mishandeld, door hem een kopstoot te geven. Bij aankomst in het PPC heeft klager gezegd dat hij enkel last heeft van lichamelijke klachten en dat hij niet open staat voor advies. Op dat moment is klager met vier man benaderd in de observatieafdeling en imponeert hij geladen en oninvoelbaar. Hij is duidelijk achterdochtig, zeer gespannen en laat ondersteuning of behandeling niet toe. Van hieruit is het gevaar op agressie naar anderen, zoals zich dat heeft bewezen in de voorgaande dagen bij toenadering, vanuit achterdocht onverminderd aanwezig. De agressie is nu gericht op omstanders en begeleidend personeel. Klager is bekend met een psychotische stoornis. Klagers psychotische achterdocht beïnvloedt het gedrag, waarbij klager iedere toenadering of ondersteuning afhoudt. Er is sprake van een voortdurende psychotische ontregeling en van uitzichtloos verblijf in de observatieafdeling. Het psychotisch toestandsbeeld zal voortduren en daarmee het risico op gevaar, dat niet anders kan worden afgewend dan door middel van behandeling met medicatie.

Standpunt van klager

Er wordt niet concreet gemaakt wat het precieze gevaar is. Dat de b-dwangbehandeling als uiterst redmiddel volstrekt noodzakelijk is geweest om het gevaar dat de psychische stoornis binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden, wordt niet concreet gemaakt. De feitelijke onderbouwing van het gevaar heeft betrekking op het gevaar in de thuissituatie van klager. Het gevaar binnen de inrichting wordt niet onderbouwd.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder b, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een b dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden. Bij een b dwangbehandeling moet het gaan om een situatie waarin sprake is van (dreiging van) een onmiddellijk of acuut gevaar binnen de inrichting.

Voordat de directeur beslist dat b-dwangbehandeling wordt toegepast, overlegt hij op grond van artikel 22a van de Penitentiaire maatregel (Pm) met de arts die de b dwangbehandeling noodzakelijk acht en met het hoofd van de afdeling waar de gedetineerde verblijft. Als de behandeling door een andere arts wordt verricht, overlegt de directeur ook met hem. Als het gevaar dat de gedetineerde veroorzaakt voortkomt uit de stoornis van zijn geestvermogens, dan overlegt de directeur ook met de psychiater die verantwoordelijk is voor de behandeling als de b-dwangbehandeling noodzakelijk wordt geacht ter afwending van gevaar dat voortvloeit uit de stoornis van klager. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt in deze overleggen nagegaan of het gevaar niet op andere wijze kan worden afgewend.

Vaststaat dat de directeur de bestreden beslissing heeft genomen na overleg met de behandelend psychiater die ten tijde van de bestreden beslissing van oordeel was dat een b dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk was om het gevaar dat de stoornis van klager binnen de inrichting deed veroorzaken af te wenden.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt daarnaast het volgende naar voren.

Het gedrag dat klager vertoont, is passend bij een psychotische stoornis, een psychotische ontwikkeling dan wel schizofrenie. Klager is voorafgaand aan zijn plaatsing binnen het PPC beoordeeld door de crisisdienst GGZ Antes, regio Rotterdam. Onder politiebegeleiding is hij geplaatst binnen een gesloten opname afdeling. Tijdens het vervoer naar de afdeling heeft klager een kopstoot uitgedeeld aan een politieambtenaar. Klager is in zijn gedrag afwerend, achterdochtig in zijn uitspraken en soms niet te volgen. Klager weigert medicatie die achterdocht zou kunnen verminderen, ondanks duidelijke uitleg en herhaaldelijk contact met hem hierover. Met klager zijn geen adequate werkafspraken te maken voor veilige mobilisatie naar de afdeling.

Klager heeft geen ziektebesef of –inzicht. Zonder medicamenteuze behandeling van psychotische achterdocht, blijft het risico bestaan dat klager zichzelf terugtrekt en afzondert. Er kan hierdoor plotselinge agressie optreden richting de mensen die klager begeleiden. Zonder adequate medicamenteuze behandeling blijft ook het risico op agressie in de observatieafdeling, vanuit achterdocht, voortduren. Er is lichamelijke agressie merkbaar, waarbij er een samenhang wordt gezien met geleidelijke toename van achterdocht, psychotische ontregeling en agressie.

De beroepscommissie maakt uit het dossier en het beroepschrift van de directeur op dat klager eerder, (ook) in zijn thuissituatie, herhaaldelijk agressief is geweest. Zijn agressie richt zich nu op de medewerkers van het PPC. Het eerdere gedrag van klager mocht worden meegenomen bij de beoordeling van het gevaar dat klager veroorzaakte. Doorslaggevend is de geestelijke toestand waarin klager ten tijde van de beslissing tot de dwangbehandeling verkeerde in vergelijking met zijn toestand destijds.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de behandelend psychiater bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakte en dat een geneeskundige behandeling volstrekt noodzakelijk was om dit gevaar af te wenden. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de beslissing van de directeur voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager b dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 30 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S. Bijl en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door

mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven