Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0151/GA, 17 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/151/GA

betreft: [klager] datum: 17 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 28 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 januari 2004 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden, locatie Scheveningen Zuid, te Den Haag, die op 20 januari 2004 is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. het klager niet in de gelegenheid stellen contact te onderhouden met een reclasseringswerker;
b. het niet beantwoorden door de psycholoog van het Penitentiair Selectie Centrum (PSC) van klagers brief.

De beklagcommissie heeft het beklag op beide onderdelen niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Ad a.: een gedetineerde heeft recht op reclasserings-/maatschappelijk werkcontact. Klager heeft, mede gelet op zijn verblijf op de BIBA, dringend behoefte hieraan. De directeur en de beklagcommissie spreken slechts over reclasseringen niet meer over maatschappelijk werk. De directeur erkent de klacht, zodat deze reeds hierom gegrond zou moeten zijn verklaard. De reclasseringsmedewerker zou langdurig ziek zijn. De directeur reageert niet op klagers aanbod omzelf, op kosten van de inrichting, een maatschappelijk werker in te huren. Klager verwijst naar het meegezonden sprekersbriefje waarop onderhoud met een reclasseringsmedewerker wordt aangeboden.
Ad b.: het beklag is aan het goede adres gericht. De psycholoog werkt in het PSC, dat onder unit 3 valt. De beklagcommissie werkt voor unit 3 en 4. Het komt klager onbegrijpelijk voor dat de directeur van unit 4 reageert op deklacht over de psycholoog in plaats van de directeur van unit 3. De psycholoog beantwoordt klagers brief d.d. 24 september 2003 niet, evenmin latere briefjes en een e-mail van de directeur van unit 4 d.d. 8 januari 2004. Klager achthet van groot belang dat de psycholoog van het PSC een juist beeld van hem krijgt met het oog op zijn vervroegde plaatsing in een tbs-kliniek. Hoe dan ook is het beklag op dit onderdeel ontvankelijk en moet de beroepscommissie deuitspraak van de beklagcommissie vernietigen.

De directeur heeft telefonisch desgevraagd medegedeeld dat ten tijde van het beklag de op klagers unit werkzame reclasseringsmedewerker wegens ziekte niet beschikbaar was en dat evenmin maatschappelijk werk kon worden geboden bijgebreke van die discipline in de inrichting.

3. De beoordeling
Artikel 43, eerste en tweede lid, Pbw bepaalt dat de gedetineerde recht heeft op sociale verzorging en hulpverlening, waartoe de directeur ervoor dient zorg te dragen dat reclasseringswerkers en andere daarvoor in aanmerking komendegedragsdeskundigen deze zorg en hulp in de inrichting kunnen verlenen.
In onderdeel 16 onder c van de Memorie van toelichting op dit artikel wordt opgemerkt dat de positie van de penitentiaire reclasseringswerker in beweging is en dat naarmate de aanwezigheid van de reclasseringsmedewerkers inpenitentiaire inrichtingen wordt beperkt, het van groeiend belang is dat de directeur zorg draagt dat hiervoor in aanmerking komende functionarissen, met name de bsd-medewerkers, een intensieve werkrelatie onderhouden met dereclassering in het kader van de opdracht tot reïntegratie van de gedetineerden in het maatschappelijk leven.
Vast staat dat ten tijde van het beklag de Stichting Reclassering Nederland (SRN) verantwoordelijk is voor het reclasseringsaanbod in de inrichting en niet heeft voorzien in vervanging van de zieke, in klagers unit werkzamereclasseringswerker. Ten tijde van het beklag is evenmin de discipline van inrichtings(maatschappelijk)werk voorhanden. Aannemelijk is geworden dat onder meer het bsd contact heeft opgenomen met SRN voor hulpverlening aan klager.Niet gebleken is dat de SRN daarop hulp heeft aangeboden aan klager. Op grond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur, de omstandigheden in aanmerking genomen, in voldoende mate heeft voldaan aanzijn zorgplicht betreffende klagers recht op sociale zorg en hulpverlening.
Ten aanzien de beslissing van de SRN heeft de beklagcommissie met juistheid op het beklag beslist. Voor zover het beklag betrekking heeft op voornoemde zorgplicht van de directeur zal onderdeel a van het beklag ongegrond wordenverklaard.
Onderdeel b van het beklag blijkt te zijn gericht tegen het uitblijven van een reactie van de psycholoog van het PSC in het kader van advisering van de minister terzake van vervroegde tenuitvoerlegging van klagers tbs. Derhalveheeft dit onderdeel van het beklag geen betrekking op de in het eerste lid van voornoemd wetsartikel genoemde sociale verzorging en hulpverlening door de psycholoog, nog daargelaten dat in een dergelijk geval het professionelehandelen of nalaten van de psycholoog niet vatbaar is voor beklag. De beklagcommissie heeft dan ook met juistheid op dit onderdeel van het beklag beslist. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
Met betrekking tot a.: de beroepscommissie verklaart het beroep voorzover dat betrekking heeft op de handelwijze van de SRN ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voorzover deze betrekking heeft op de zorgplicht van de directeur terzake van het recht op sociale zorg en hulpverlening en verklaart het beklag in zoverreongegrond.
Met betrekking tot onderdeel b.: de beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 17 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven