Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2836/GA, 17 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2836/GA

betreft: [klager] datum: 17 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 1 december 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zoetermeer te Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager niet aan de arbeid mag deelnemen.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft ruim 35 maanden in Zoetermeer verbleven. Hij begrijpt dat er wel eens wat mis kan gaan, maar niet alles is acceptabel. Klager heeft volgens het dagprogramma recht op arbeid. Het gebeurde echter regelmatig dat er geenwerk was en dan verbleef iedereen van het blok achter de deur. Klager is van mening dat de werkmeesters bij het ontbreken van werk een andere activiteit kunnen organiseren. Op een groep van achttien gedetineerden waren tweewerkmeesters aanwezig. Zodra een werkmeester ziek was, mocht maar de helft van de groep naar de arbeid. Daar is klagers klacht tegen gericht, want hij zat bij de groep van negen gedetineerden die achter de deur moest blijven. Hijheeft gedurende zijn hele detentie nog geen dag arbeid gemist. De keuze wie wel en wie niet mag werken, is volstrekt willekeurig. Klager is van mening dat de directeur op een dergelijk moment moeite moet doen om de werkmeester tevervangen of voor een vervangende activiteit moet zorgen. Klager kreeg wel loon uitbetaald. Klager heeft de klacht met het afdelingshoofd besproken, maar die vertelde hem dat er geen personeel vrijgemaakt kon worden. Integenstelling tot de beklagrechter vindt klager dat hij zijn klacht voldoende heeft omschreven.

De directeur heeft schriftelijk laten weten zich te kunnen vinden in de overwegingen en de beslissing van de beklagrechter.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beklag overweegt de beroepscommissie dat de beslissing om klager niet aan de arbeid deel te laten nemen een jegens klager door of namens de directeur genomen beslissing betreft enderhalve een beklagwaardige beslissing die maakt dat klager kan worden ontvangen in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter dient reeds om deze reden te worden vernietigd.

Op grond van artikel 47, eerste lid, Pbw heeft de gedetineerde recht op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat de directeur zorg draagt voor de beschikbaarheid van arbeid voorde gedetineerden, voorzover de aard van de detentie zich daar niet tegen verzet.
Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen en niet is betwist door de directeur, acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat het diverse keren is voorgekomen dat klager niet aan de arbeid heeftkunnen deelnemen en dat de directeur kennelijk onvoldoende moeite heeft gedaan om voor arbeid danwel voor alternatieven zorg te dragen. Gelet hierop dient het beroep gegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie zal klager voor het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming toekennen van € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven