Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2767/GA, 16 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Roken  v

Uitspraak

nummer: 03/2767/GA

betreft: [klager] datum: 16 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 16 september 2003, van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Demersluis te Amsterdam, welke op 27 november 2003 naar partijen is verstuurd,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur van voornoemd h.v.b. Demersluis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de directeur om bepaalde ruimten in de inrichting rookvrij te maken.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft diverse verzoeken met betrekking tot het creëren van rookvrije ruimten aan de directeur gericht. Toen hij de uitspraak van de beroepscommissie over het rookbeleid in het h.v.b. Havenstraat ontving, heeft hij debetekenis hiervan met het afdelingshoofd van Demersluis besproken. Deze was van mening dat de uitspraak van de beroepscommissie niet gold voor de situatie in Demersluis. Klager heeft ook met de maandcommissaris gesproken, maar diestuurde hem voor verder overleg terug naar het afdelingshoofd. Van hem heeft hij vervolgens niets meer vernomen. Kortom, klager heeft het probleem op alle niveaus aangekaart. Hij heeft het voorstel gedaan om een rookvrije afdelingte creëren, maar dat bleek niet mogelijk. Klager is inmiddels overgeplaatst naar h.v.b. Het Schouw te Amsterdam. Hij denkt dat dat komt omdat de directeur de gedeco heeft verteld dat hij de zaak van klager over roken heeft verloren.Medegedetineerden werden vijandig ten opzichte van klager, er heeft zich zelfs een incident voorgedaan waarbij klager met bestek is gestoken. Klager wordt een beetje moedeloos, want hij is al sinds 2001 bezig om te strijden tegen deoverlast van rook in de inrichtingen. Hij heeft in h.v.b. Het Schouw een maand gewacht om te kijken hoe het personeel het rookprobleem zou aanpakken. Dat gebeurde dus niet. Het personeel was niet van plan om rokers aan te pakken,omdat het moeilijk zou zijn te constateren wie er wel of niet in zijn cel rookte. Maar er wordt bijvoorbeeld niet gezegd dat de celdeur dicht moet, zodat de rook niet naar buiten kan komen. Er zijn geen ramen en er is geen frisselucht, dus de rook komt overal. Inmiddels is er wel wat veranderd. Klager overhandigt de beroepscommissie een pamflet van het management van het Schouw/Demersluis waarop met ingang van 13 januari 2004 een algeheel rookverbod voor deinrichtingen wordt aangekondigd, met uitzondering van roken in de daarvoor bestemde ruimten en op cel. Klager vindt dat de directeur de verantwoordelijkheid heeft om mensen het roken te verbieden en de rokers op te voeden in die zindat ze bewust worden gemaakt van de schade die ze bij anderen aanrichten. Als je als inrichting rookwaar verkoopt, heb je ook de verplichting om te zorgen voor de niet-rokers.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is met de beklagcommissie van oordeel dat het hier om een algemeen geldende regel gaat en dat geen sprake is van een beslissing van de directeur. Klagers verhaal omtrent zijn overplaatsing verdient enige nuancering. Dedirecteur heeft de gedeco medegedeeld dat het rookbeleid moest worden aangepast naar aanleiding van een beroep. De leden van de gedeco wisten toen meteen dat dat de zaak van klager was. Naar aanleiding van een ruzie aan de telefoonen het steekincident is klager voor zijn eigen veiligheid overgeplaatst. Het is erg moeilijk om een rookverbod in een gevangenis te handhaven, maar dat wordt nu wel consequent gedaan. Als iemand rookt waar dat niet mag krijgt hijstandaard een rapport en een maatregel van vijf dagen afzondering.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van klager in zijn beklag wordt het volgende overwogen. Voldoende aannemelijk is dat klager de directeur heeft verzocht om bepaalde ruimten in de inrichting rookvrij te maken en dat dedirecteur dit heeft geweigerd. Deze beslissing is een klager betreffende beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw, zodat klager ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag.

Volgens artikel 10 van de Tabakswet dienen in instellingen die door de Staat worden beheerd zodanige maatregelen te worden getroffen, dat van de daardoor geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en daarin werkzaamhedenkunnen worden verricht zonder dat daarbij hinder wordt ondervonden van het gebruik van tabaksproducten. In het uitvoeringsbesluit bij voormelde wet, het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten (verder het Besluit), isaangegeven welke maatregelen – verplichte rookverboden met uitzonderingsmogelijkheden – moeten worden genomen en voor welke gemeenschappelijke ruimten die rookverboden dienen te gelden. Er worden verschillende categorieënonderscheiden (ruimten waarin zich loketten bevinden, wachtruimten, hallen, gangen, trappen, liften, vergaderzalen, leslokalen, toiletten, kantines, recreatie- en soortgelijke ruimten en overige ruimten, voorzover deze voor hetpubliek toegankelijk zijn). De beroepscommissie is van oordeel dat de gemeenschappelijke ruimten zijn te beschouwen als ruimten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit, waarin ingevolge artikel 10, tweede lid, van deTabakswet een verbod om tabaksprodukten te gebruiken ingesteld en gehandhaafd dient te worden.
Artikel 2, derde en vierde lid, van het Besluit maakt het mogelijk uitzonderingen te maken op voormeld algeheel rookverbod, doch alleen indien is voldaan aan twee voorwaarden. De ruimte moet merendeels rookvrij zijn (hetzij inoppervlakte, hetzij in tijd) en in geen geval mag in het rookvrije deel of gedurende de rookvrije periode hinder worden ondervonden van het gebruik van tabaksprodukten.

Ten tijde van de bestreden beslissing was in de algemene bepalingen van de huisregels van het h.v.b. Demersluis met betrekking tot roken het volgende bepaald. “Het is verboden te roken in o.a. de lift, de bibliotheek, op debezoekafdeling, de sportafdeling en in overige ruimten waar een rookverbod is aangegeven.” Klager heeft aangegeven last te hebben van rook op de gemeenschappelijke ring van de verblijfsafdeling. Voor de beklagcommissie heeft hijverklaard dat er wordt gerookt in de recreatieruimten, in de liften en op de werkplek. Een en ander is niet weersproken door de directeur. Gelet op het vorenstaande is aan de uitzonderingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 2 vanhet Besluit niet voldaan, immers niet gebleken is dat voornoemde gemeenschappelijke ruimten (merendeels) rookvrij zijn en klager ondervindt hinder van het roken.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep van klager gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd, klager zal alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag en dit beklag zalgegrond worden verklaard. Aan klager zal voor het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming van € 25,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 16 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven