nummer: 04/357/GV
betreft: [klager] datum: 12 maart 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 26 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 19 februari 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij heeft verzocht om strafonderbreking in verband met de medische gesteldheid van zijn moeder, met wie hij een zeer hechte band heeft. Zij is door de behandeling van haar ziekte, zij is bestraald vanwege borstkanker, gedurendeenige maanden niet in staat om klager te bezoeken.
Ter ondersteuning heeft klager een medische verklaring van de huisarts van zijn moeder overgelegd.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers moeder verkeert niet in een levensbedreigende situatie, zodat geen aanleiding bestaat aan klagers verzoek om strafonderbreking tegemoet te komen.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 14 maanden met aftrek, wegens het veroorzaken van een verkeersongeval. Aansluitend dient hij de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke hechtenis te ondergaan. De wettelijkvroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 augustus 2004.
Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan meteen andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto 23 kan strafonderbreking -onder meer- worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende ouder.
De beroepscommissie overweegt dat uit de overgelegde medische gegevens, naar aanleiding waarvan door de medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie medische informatie is ingewonnen, onvoldoende is gebleken van een noodzaak alsbedoeld in de Regeling tot het verlenen van strafonderbreking. Immers, uit ingewonnen informatie blijkt dat de behandeling van klagers moeder een betrekkelijk lichte ingreep betreft die al heeft plaatsgevonden en waarvoornabestraling nodig is. Gezien de sociale en medische situatie van de moeder is begeleiding door klager op dit moment niet noodzakelijk. Gelet op het vorenstaande is geen sprake van bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel34 van de Regeling. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk ofonbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 12 maart 2004
secretaris voorzitter