Nummer R-20/6165/GB
Betreft [klager] Datum 5 augustus 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 januari 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 11 februari 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft aangegeven dat zijn voorkeur uitging naar het Justitieel Complex (JC) Zaanstad of anders de locatie Zuyderbos te Heerhugowaard, in verband met zijn detentiefasering. Klagers oom verblijft in de PI Lelystad op dezelfde afdeling. Die oom is veroordeeld voor het meermaals verkrachten van zijn dochter (klagers nichtje). Klager heeft het er moeilijk mee om hem dagelijks te zien. Klagers ouders hebben onvoldoende financiële middelen om bij hem op bezoek te komen. Daarbij komt dat klagers moeder ziek is en de reis naar Lelystad voor haar te veel gevraagd is. Het aantal telefooncellen in de inrichting is beperkt, doordat klager op een grote afdeling verblijft. In het JC Zaanstad hebben ze bepaalde opleidingen die klager graag wilde volgen, zoals de bakkersopleiding, die in de PI Lelystad niet worden aangeboden. Er zitten in de PI Lelystad veel gedetineerden vanwege een strafoverplaatsing, waardoor het erg onrustig is, terwijl klagers gedrag goed is en hij in het plusprogramma verblijft.
Standpunt van verweerder
Klager moest na zijn veroordeling zo snel mogelijk in een gevangenis worden geplaatst. In de gevangenis van de locatie Zuyder Bos was geen plaats beschikbaar. Met de plaatsing in de PI Lelystad is rekening gehouden met klagers belangen. In het selectieadvies staat dat klager het JC Zaanstad te groot en te druk vond. Klager heeft nog geen bezoek ontvangen in de PI Lelystad, maar hij verblijft daar ook nog maar kort. Uit het beroepschrift blijkt niet dat klagers bezoek niet tot reizen in staat zou zijn. Klager en zijn oom hebben geen direct contact met elkaar en zijn oom neemt ook geen deel aan de arbeid. Er zijn dus mogelijkheden om elkaar uit de weg te gaan. De opleidingen waar klager aan refereert, zijn niet opgenomen in zijn TRA-plan. Klager heeft verzocht tot deelname aan een cursus in de PI Lelystad.
3. De beoordeling
Klager verbleef in het huis van bewaring van het JC Zaanstad. Op 17 januari 2020 is hij geplaatst in de gevangenis van de PI Lelystad, omdat hij in eerste aanleg was veroordeeld en in die inrichting een plaats beschikbaar was. Klager had zijn voorkeur uitgesproken voor de locatie Zuyder Bos.
Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.
Klagers vestigingsadres ligt in Amsterdam. In het arrondissement Amsterdam bevindt zich geen gevangenis. De locatie Zuyderbos en het JC Zaanstad (arrondissement Noord-Holland) en de PI Lelystad (arrondissement Midden-Nederland) liggen beide in een aanpalend arrondissement. Artikel 25, zevende lid, van de Regeling speelt in deze zaak dus geen rol van betekenis.
Het is begrijpelijk dat klager na zijn veroordeling in een gevangenis is geplaatst waar op dat moment een plaats beschikbaar was. In de locatie Zuyder Bos was kennelijk geen plaats beschikbaar en klager had destijds laten weten dat hij liever niet in de gevangenis van het JC Zaanstad werd geplaatst. De reisafstand vanuit Amsterdam naar de locatie Zuyder Bos en de PI Lelystad is vergelijkbaar, zowel met de auto als met het openbaar vervoer.
Daartegenover staat dat in elk geval op dit moment bekend is dat klagers oom in de PI Lelystad is gedetineerd. Niet wordt betwist dat deze oom klagers nichtje meermaals zou hebben verkracht. Dat zijn heftige feiten. Uit de stukken blijkt ook dat klager zichtbaar boos, teleurgesteld en geërgerd is over zijn oom. De oom zit op een afdeling die grenst aan de afdeling van klager. Dat er eventueel contact zou kunnen zijn (in het bijzonder bij het verlaten van de afdeling) wordt door de inrichting niet uitgesloten.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 5 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M. Iedema en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter