Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5726/GA, 17 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5726/GA             

Betreft [Klager]            Datum 17 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen en observatie door middel van cameratoezicht, vanwege het weigeren medewerking te verlenen aan de inkomstenprocedure, ingaande op 28 maart 2019, alsmede de verlenging van die ordemaatregel omdat klager zijn medewerking bleef weigeren, ingaande op 11 april 2019 (TA 2019-000102 en TA 2019-000118).

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 30 december 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. G. Kloosterziel, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De opgelegde ordemaatregel is disproportioneel. Klager is in de PI Alphen aan den Rijn gediagnostiseerd met een persoonlijkheidsstoornis. Dit is rond 2013 geweest. Daarna is klager in 2015/2016 overgeplaatst vanuit de PI Ter Apel naar Veldzicht, waar hij zonder psychiatrische indicatie niet gedurende vier maanden verbleven zou hebben. Door de Medisch adviseur van de Dienst Justitiële Inrichtingen is geoordeeld dat klager naast de diabetes en hypertensie, lijdt aan forse psychische problematiek. Om voorgaande redenen had niet overgegaan mogen worden tot het opleggen van een ordemaatregel. Nadere observatie van klager was vereist, om zo te bepalen of er meteen een ordemaatregel moest worden opgelegd. Het verzoek is dan ook het beroep gegrond te verklaren en aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

De directeur verwijst naar de inhoud van het verweerschrift en heeft geen nadere aanvullingen hierop.

3. De beoordeling

Artikel 24, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) bepaalt dat de directeur bevoegd is een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw. Op grond van artikel 24, tweede lid, van de Pbw, wordt de afzondering ten uitvoer gelegd in een afzonderingscel of in een andere verblijfsruimte.

Uit de stukken leidt de beroepscommissie het volgende af. Klager weigerde bij binnenkomst mee te werken aan de standaardprocedure. Klager gedroeg zich onbeschoft naar de medewerkers toe en was onhandelbaar. Toen klager werd overgebracht naar een afzonderingscel, bleef hij verbaal agressief en zei hij dat hij in honger- en dorststaking ging. Ook weigerde hij zijn medicatie in te nemen. Voor zijn eigen veiligheid is klager onder cameratoezicht geplaatst. Met de persoonlijke omstandigheden, zoals door de raadsvrouw in beroep is aangevoerd, heeft de directeur – naar het oordeel van de beroepscommissie – voldoende rekening gehouden, nu is gebleken dat klager dagelijks door een verpleegkundige en afwisselend ook door de medewerkers van de psychische dienst is bezocht. De beroepscommissie heeft geen redenen om te twijfelen aan hetgeen over de persoonlijke problematiek van klager wordt aangevoerd, maar daar staat tegenover dat onvoldoende duidelijk is gemaakt dat deze problematiek leidt tot het niet meewerken van klager aan de standaardprocedure en tot de keuze om in dorst- en hongerstaking te gaan.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur tot het opleggen en het verlengen van de ordemaatregel niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 17 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven