Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7207/GB, 7 augustus 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7207/GB                        

Betreft [klager]            Datum 7 augustus 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 28 april 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 5 juni 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. T.S. Kessel, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op dit moment worden gedetineerden nauwelijks naar rechtbanken vervoerd, vanwege gevaar voor besmetting met het coronavirus. Onnodige contacten worden vermeden. De Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) wil niets. Het is dan ook onbegrijpelijk dat klager – tegen zijn wil – in een inrichting aan de andere kant van het land moest worden geplaatst. “Optimale capaciteitsbenutting” is blijkbaar belangrijker dan de adviezen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Klagers gezondheid werd op het spel gezet. Ten tijde van de overplaatsing was nog geen sprake van versoepelingen van de coronamaatregelen. Klager wil alsnog naar een inrichting in het midden van West-Nederland worden overgeplaatst, bijvoorbeeld de PI Dordrecht. Ook wil hij gecompenseerd worden voor de gevaren waaraan hij is blootgesteld en de onzekerheid die dit met zich meebracht.

Op 13 maart 2020 had klager een intake met zijn casemanager. Hij heeft toen kenbaar gemaakt zo dicht mogelijk bij zijn vrouw geplaatst te willen worden, vanwege de fysieke gesteldheid van zijn moeder. Op 28 april 2020 volgt de selectiebeslissing. Er zijn dan al 46 dagen verstreken waarin de directeur van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn, waar klager verbleef, niet is geattendeerd op de verklaring van de manueel therapeut van klagers moeder. Vervolgens werd klager in de PI Leeuwarden geplaatst, wat voor hem zeer nadelige gevolgen heeft. Hij heeft geen binding met de regio, ontvangt geen bezoek en kan geen kleding in- of uitvoeren. De plaatsing in de PI Leeuwarden heeft ook negatieve gevolgen voor klagers faseringstraject. Klager wil in zijn eigen regio resocialiseren en een baan vinden.

Klager heeft zijn casemanager in de PI Leeuwarden op 15 mei 2020 gewezen op de e-mail van zijn raadsman en benoemd dat er spoedig een terugkoppeling zou plaatsvinden bij ontvangst van de toestemmingsverklaring. Op 28 mei 2020 is de toestemmingsverklaring nog steeds niet ontvangen. Klager heeft die dag de casemanager gevraagd deze alsnog toe te sturen. Dat is tot op heden niet gebeurd. Het is dus onwaar dat klager geen toestemmingsverklaring zou hebben willen tekenen. Het selectieadvies dateert van tussen 13 en 17 april 2020. De initiële beslissing is genomen op 28 april 2020. Verweerder heeft dus tijd gehad om een weloverwogen beslissing te nemen. Die tijd is niet optimaal benut. Klager bevindt zich als afgestrafte in een huis van bewaring (HVB).

Klager verzet zich tegen schriftelijke afdoening van deze zaak.

Standpunt van verweerder

Tijdens de behandeling van klagers bezwaar heeft verweerder de directeur van de PI Leeuwarden gevraagd om de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) onderzoek te laten doen naar de reisbeperkingen van klagers moeder. Klager vond dit echter mosterd na de maaltijd en weigerde de toestemmingsverklaring te tekenen. Verweerder en de directeur van de PI Alphen waren ten tijde van de initiële beslissing echter niet op de hoogte van de verklaring van de fysiotherapeut van 25 maart 2020. Klager is ondanks de coronamaatregelen overgeplaatst, omdat er plaats gemaakt moest worden in het arrestantenregime. Een arrestant mag daar bovendien maar maximaal acht weken verblijven.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager verbleef in het HVB van de PI Alphen. Op 28 april 2020 heeft verweerder klager geselecteerd voor de gevangenis van de PI Leeuwarden, omdat zijn verblijf in het arrestantenregime de wettelijk maximaal toegestane duur zou overschrijden en in de PI Leeuwarden plaats beschikbaar was. Op 29 april 2020 is klager in de PI Leeuwarden geplaatst.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Klagers vestigingsadres ligt in Amsterdam, in het gelijknamige arrondissement. Hij werd bij de onderhavige plaatsing gepromoveerd naar het plusprogramma. De PI Leeuwarden bevindt zich niet in het arrondissement Amsterdam (daar bevindt zich geen inrichting) en evenmin in een aanpalend arrondissement. De feitelijke afstand naar de PI Leeuwarden is eveneens groot.

De beroepscommissie begrijpt – en onderschrijft – dat klager vanuit het arrestantenregime in een gevangenis moest worden geplaatst en kennelijk was in de inrichting van klagers voorkeur, de PI Dordrecht, geen plaats beschikbaar. Verweerder heeft echter niet uitgelegd waarom moest worden uitgeweken naar de PI Leeuwarden, die aan de andere kant van het land ligt. Evenmin is gesteld of gebleken dat in een aanpalend arrondissement van klagers vestiging geen plaats beschikbaar was, zodat zonder toelichting is afgeweken van artikel 25, zevende lid, van de Regeling. Het is ook niet duidelijk of er – hetzij ten tijde van de initiële beslissing hetzij in de bezwaarfase – geen andere inrichting dichter bij Amsterdam of Dordrecht in aanmerking kwam voor klagers plaatsing en waarom hij niet ten minste op een wachtlijst had kunnen worden geplaatst.

Het kan in het midden blijven waarom nog steeds geen toestemmingsverklaring van klagers moeder beschikbaar is, maar als (ver) reizen voor haar inderdaad zeer belastend is, zoals in de overgelegde verklaring van de manueel therapeut staat, klemt het voorgaande temeer. Of en waarom klager thans in het HVB verblijft in plaats van in de gevangenis, kan overigens eveneens in het midden blijven, want dat is in deze procedure niet aan de orde.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

De beroepscommissie ziet ook aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij rekent hierbij vanaf 2 juni 2020, omdat vanaf dat moment bezoek weer mogelijk was (door de versoepelingen van de coronamaatregelen) en de reisafstand daarom pas vanaf dat moment zodanig nadeel met zich mee heeft gebracht (dat niet meer ongedaan is te maken) dat een tegemoetkoming passend en geboden is. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op €75,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €75,-.

Deze uitspraak is op 7 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven