Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4118/GA, 7 augustus 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/4118/GA                                    

Betreft [klaagster]       Datum 7 augustus 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)

1. De procedure

Klaagster heeft beklag ingesteld tegen:

a.         de wijze waarop zij door het personeel wordt behandeld (ZI-2019-352, ZI-2019-361, ZI-2019-384 en ZI-2019-470);

b.         het niet-ontvangen van wachtgeld (ZI-2019-376); en

c.         een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege aangetroffen medicatie, ingaande op 25 april 2019 (ZI-2019-471).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 21 juni 2019 klaagster niet-ontvankelijk verklaard in beklag a. en c. en beklag b. ongegrond verklaard. De uitspraken van de beklagcommissie zijn bijgevoegd.

Klaagster heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klaagster en de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de PI Zwolle in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De beoordeling

Beklag a. en b.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag c.

De beroepscommissie overweegt dat boven het klaagschrift staat “Betreft disciplinaire straf ingaande 25/4 8.45u”. Anders dan de beklagcommissie, acht de beroepscommissie daarmee voldoende duidelijk waarop klaagsters klacht ziet. De beroepscommissie zal de betreffende uitspraak daarom vernietigen en klaagster alsnog ontvangen in haar beklag.

Op verzoek van de beroepscommissie heeft de directeur de beschikking en het onderliggende verslag van de disciplinaire straf toegestuurd. Deze stukken zijn ook aan klaagster verzonden. Hieruit blijkt dat bij klaagster medicatie werd aangetroffen op haar bureau, dat zij aangaf dat er niet nog meer zou liggen, maar dat er vervolgens wel meer is aangetroffen onder een stapel papier. De beroepscommissie ziet geen reden om aan de juistheid van de inhoud van het schriftelijk verslag te twijfelen. Uit de beschikking blijkt dat klaagster is gehoord voordat de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf werd genomen. De opgelegde straf kan gelet op het bovenstaande niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en b. ongegrond en bevestigt de betreffende uitspraken van de beklagcommissie.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag c., verklaart klaagster alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 7 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr.dr. J. de Lange, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven