Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5482/GA, 5 augustus 2020, beroep
Uitspraakdatum:05-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Voeding  v

Nummer          R-19/5482/GA                              

Betreft [klager]            Datum 5 augustus 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het standaard verstrekken van halalvoeding; en

b.         het niet verstrekken van vleeswaren.

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 4 december 2019 beklag a. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag b. (G-2019-891). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus, leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Beklag a.

Klager wil geen halalvoeding, omdat zijn levens- en geloofsovertuiging zich niet verdraagt met de dieronvriendelijke wijze waarop dieren halal worden geslacht. Klager is geen moslim. Hij ontvangt dieetvoeding, omdat hij diabetes heeft.

Klager betwist dat alle dieetmaaltijden in de inrichting gebaseerd zijn op halalproducten. Dat blijkt uit twee overgelegde etiketten van energiebeperkte maaltijden waarvan één halal is en één niet. Er zijn zelfs energiebeperkte maaltijden met varkensvlees. Daarbij komt dat de directeur op grond van artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens  verplicht is om gedetineerden voeding (en zo nodig ook dieetvoeding) te verstrekken die niet halal is. De RSJ heeft dat al meerdere malen bevestigd (bijvoorbeeld RSJ 15 december 2008 08/1681/GA). Het verstrekken van halalvoeding aan niet-moslims is tot slot in strijd met de circulaire halal voeding van 15 maart 2002 (5138552/01/DJI).

Beklag b.

In de vier weken voorafgaand aan het indienen van het klaagschrift op 1 november 2019 zijn aan klager geen vleeswaren verstrekt. Dit is een langere periode dan die waarop klagers eerder ingediende klacht (op 15 oktober 2019) zag. Klager acht het onjuist dat hem vier weken geen vleeswaren zijn uitgereikt. Er was geen goede reden om dat niet te doen. Vleeswaren maken deel uit van de weekverstrekking.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling

Beklag a.

Artikel 44, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) luidt als volgt:

De directeur draagt zorg dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden.

Klager beklaagt zich erover dat hem halalvoeding wordt verstrekt, terwijl hij geen moslim is en halalvoeding zich niet verhoudt tot zijn geloofs- en levensovertuiging.

De directeur heeft in de beklagprocedure te kennen gegeven dat aan klager halalvoeding wordt verstrekt, omdat alle dieetvoeding in de inrichting wordt gebaseerd op halal producten. Klager betwist dat dat zo is. Dat kan echter in het midden blijven. De beroepscommissie is, gelet op artikel 44, derde lid, van de Pbw en haar eerdere jurisprudentie (onder meer RSJ 15 december 2009, 08/1681/GA), namelijk van oordeel dat de directeur er zonder meer zorg voor dient te dragen dat gedetineerden niet-halal voeding verstrekt kunnen krijgen, ook wanneer zij dieetvoeding ontvangen. De omstandigheid dat iemand een (medisch geïndiceerd) dieet volgt kan en mag geen reden zijn om hem voeding te verstrekken die zich niet verhoudt tot zijn geloofs- en/of levensovertuiging.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en beklag a. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,- (vergelijk RSJ 30 september 2015, 15/2152/GA).

Beklag b.

Tegen het niet verstrekken van vleeswaren staat beklag open. Het onderhavige beklag ziet op een andere periode dan klagers eerdere klacht met kenmerk G-2019-850. Daarom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag b. vernietigen en klager in zoverre alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. Gelet op haar oordeel in RSJ 5 augustus 2020, R-19/5522/GA, zal de beroepscommissie het beklag in zoverre evenwel ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag b., verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 5 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en mr. M. Keppels, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven