Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7366/GV, 3 augustus 2020, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7366/GV                      

Betreft [klager]            Datum 3 augustus 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 24 juni 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, in verband met zijn slechte lichamelijke en psychische gezondheid en de medische behandeling die hij thans ondergaat. Hij is 71 jaar en heeft een levensbedreigende aandoening, te weten een kwaadaardige bloedafwijking, waarvoor hij vanaf april 2020 chemotherapieën ontvangt. Bij elke chemotherapie ontvangt hij een week lang dagelijks een chemokuur, waarna hij drie weken rust krijgt. Klagers levensprognose is zeer beperkt en het is onzeker of hij de aan hem opgelegde vrijheidsstraf zal overleven. Een en ander is afhankelijk van de mate waarin de chemotherapie aanslaat. Doel van de behandeling is niet klagers genezing, maar het zoveel mogelijk verlengen van zijn levensduur. Hij ervaart zijn ziekte, de behandeling en de daarmee gepaard gaande lichamelijke ongemakken als zeer zwaar, waarbij hij eveneens psychische problemen ondervindt. Door middel van het verlenen van strafonderbreking heeft de behandeling de beste kans van slagen, omdat klager buiten detentie minder psychische (en lichamelijke) problemen zal ervaren. De huidige eerste fase van de behandeling is belangrijk voor een goede uitkomst. Indien de behandeling aanslaat, kan hij wellicht een aantal jaar aan zijn leven toevoegen.

Vanuit de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle, alwaar klager thans is gedetineerd, is namens klager het verzoek om strafonderbreking ingediend. De directeur adviseert dan ook positief ten aanzien van de verlofaanvraag. Ook het Openbaar Ministerie (OM) erkent, gezien het positieve advies, klagers ernstige gezondheidssituatie. Dat geldt eveneens voor de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA). Hoewel de voor klager benodigde zorg in praktische zin vanuit de inrichting kan worden gerealiseerd, geeft de medisch adviseur aan dat de huidige periode voor klager mentaal gezien een zeer zware periode betreft en dat, gelet daarop, een tijdelijke detentieongeschiktheid valt te overwegen. Aan dit onderdeel van het advies heeft verweerder onvoldoende gewicht toegekend. In klagers optiek is deze periode daarnaast niet alleen in psychische, maar ook in lichamelijke zin zwaar. Deze lichamelijke en psychische ongemakken staan in de weg aan de voortzetting van klagers detentie, zodat een noodzaak bestaat voor het verlenen van strafonderbreking, als bedoeld in artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Ten aanzien van het verlenen van vrijheden aan klager bestaan overigens geen veiligheidsrisico’s en hij beschikt over een aanvaardbaar verlofadres.

Verder bevat de bestreden beslissing een innerlijke tegenstrijdigheid, nu de bovengenoemde suggestie van de medisch adviseur over klagers detentieongeschiktheid in de beslissing is genoemd, terwijl verweerder eveneens te kennen geeft dat er geen signalen bestaan over klagers detentieongeschiktheid.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek om strafonderbreking is afgewezen, omdat voor het verlenen van strafonderbreking op dit moment geen noodzaak bestaat, in de zin van artikel 37 van de Regeling. Er is nu geen sprake van een levensbedreigende situatie. Over enkele maanden zal duidelijkheid worden verkregen over klagers levensverwachting. Ofschoon niet ter discussie staat dat klagers detentie, in combinatie met het ondergaan van de medische behandeling, hem zwaar valt, is het verlenen van strafonderbreking op humanitaire gronden niet aan de orde. De benodigde behandeling en zorg kunnen vanuit en in detentie worden geregeld.

Uitgebrachte adviezen

De medisch adviseur van de afdeling IMA acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Een tijdelijke detentieongeschiktheid valt echter te overwegen. Bij klager is tijdens zijn detentieperiode in april 2020 een kwaadaardige bloedafwijking geconstateerd, waarna is gestart met een chemotherapie. Deze bestaat uit dagelijkse behandeling in het ziekenhuis gedurende een week en daaropvolgend een drie weken durende rustperiode. Op dit moment ondergaat hij daarvan de tweede reeks. Hoewel een dergelijke behandeling in en vanuit detentie kan worden gerealiseerd, bevindt klager zich in psychisch opzicht in een zware periode, mede vanwege de onzekerheid over het verloop van de ziekte. Dat laatste hangt in sterke mate af van het effect van de chemotherapie, waarover pas over enkele maanden duidelijkheid kan worden verkregen. Om die reden is het voor te stellen dat klagers situatie dan opnieuw wordt bekeken. Als de chemotherapie aanslaat, kan klagers leven wellicht met een aantal jaren worden verlengd. Zo niet, dan is de prognose niet positief.

De directeur van PI Zwolle heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. In de periode van 16 april 2020 tot en met 8 mei 2020 heeft klager in het ziekenhuis gelegen. De komende periode zal voor hem mentaal zwaar zijn. De door klager ervaren stress die de behandeling met zich meebrengt en de onzekerheid over het verloop van zijn ziekte zijn uiterst zwaar. Hoewel de medisch adviseur het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd acht, is het verlenen van strafonderbreking op humanitaire gronden op zijn plaats.

Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, ondanks het feit dat klager zich niet in de inrichting heeft gemeld voor het ondergaan van de aan hem opgelegde vrijheidsstraf. De benodigde langdurige behandelingen kunnen het meest adequaat worden gegeven buiten de inrichting.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

3. De beoordeling

Klager is sinds 12 februari 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens – kort gezegd – belastingfraude en valsheid in geschrifte. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 2 februari 2021.

In artikel 37 van de Regeling is bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijk en psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, in verband met zijn slechte lichamelijke en psychische gezondheid en de medische behandeling die hij thans ondergaat.

Enkele maanden na aanvang van klagers detentieperiode is bij hem een kwaadaardige en levensbedreigende bloedafwijking geconstateerd. Nadat hij van 16 april 2020 tot en met 8 mei 2020 in het ziekenhuis heeft verbleven, is een chemotherapie gestart. Deze bestaat uit dagelijkse behandeling in het ziekenhuis gedurende een week en daaropvolgend een drie weken durende rustperiode. Ten tijde van het verzoek om strafonderbreking onderging klager daarvan de tweede reeks.

Klagers verzoek om strafonderbreking is afgewezen op grond van het advies van de medisch adviseur van 12 juni 2020. Blijkens dit advies kunnen de hiervoor genoemde maandelijkse chemotherapie en de zorg in de tussenliggende periode vanuit, respectievelijk in de inrichting worden gerealiseerd. De medisch adviseur acht daarom het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Aangezien eerst over enkele maanden duidelijkheid kan worden verkregen over het effect van de chemotherapie, legt de medisch adviseur de mogelijkheid voor om klagers situatie dan opnieuw te beoordelen.

Anderzijds benoemt de medisch adviseur uitdrukkelijk de psychische klachten die klager op dit moment ondervindt. Hoewel de benodigde zorg met betrekking tot de chemotherapie in en vanuit de inrichting kan worden gerealiseerd, is deze periode voor klager in psychisch opzicht uiterst zwaar, mede omdat de behandeling stress met zich meebrengt en op dit moment geen zekerheid bestaat over klagers prognose over het verdere verloop. Eerst na enkele maanden kan over het laatstgenoemde meer duidelijkheid worden verkregen, als duidelijk is wat het effect van de chemotherapie is. Tegen de achtergrond van het voorgaande – zo begrijpt de beroepscommissie – valt volgens de medisch adviseur een tijdelijke detentieongeschiktheid te overwegen. Hieruit leidt de beroepscommissie af dat de medisch adviseur zich kan voorstellen dat er een tijdelijke strafonderbreking plaatsvindt.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is bij de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking onvoldoende blijk gegeven van de, mede in het medisch advies genoemde, psychische klachten die klager als gevolg van zijn ziekte, de behandeling en de daarmee gepaard gaande ervaren onzekerheid over het verloop van zijn ziekte – op dit moment – ervaart. Die onzekerheid, zo blijkt uit het advies van de medisch adviseur, kan pas na enkele maanden worden weggenomen. Daarnaast heeft de directeur van de PI Zwolle positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om strafonderbreking, hoofdzakelijk vanwege de door klager ervaren psychische klachten, en heeft ook het OM geen bezwaar tegen het verlenen van strafonderbreking.

De stelling van verweerder dat klager op dit moment niet in levensgevaar verkeert, is juist, maar hoeft, gelet op het bepaalde in artikel 37 van de Regeling, op zichzelf niet in de weg te staan aan het verlenen van strafonderbreking.

Gezien het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 3 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven