Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6135/GB, 27 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6135/GB                        

Betreft [klager]            Datum 27 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 12 februari 2020 afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is in de inrichting niet veilig. Hij kan niet vertellen welke personen hem bedreigen. Het heeft te maken met de mislukte aanslag die er al op hem is gepleegd.

Klager ontvangt al maanden slechts bezoek van één persoon. Het bellen is een ramp. Klager heeft het recht om zijn kinderen, vriendin, familie en vrienden te ontvangen. Door ziekte, school, werk en bereikbaarheid van de PI Vught lukt dat nu niet. Klagers netwerk woont in Rotterdam en Dordrecht. Hij heeft zijn verzoek al vier maanden voor de bestreden beslissing ingediend. In de tussentijd is hem niets gevraagd over de hechtheid van zijn relaties of over waarom de reisafstand onredelijk belastend is. Klager had doktersverklaringen kunnen overleggen. Een hechte band bewijzen met zijn familie of kinderen vindt klager absurd.

De inrichting wil klager niet laten gaan, omdat hij cursussen volgt en het afbreken daarvan kost de inrichting geld. Klager en zijn familie worden ernstig benadeeld door zijn detentie en omdat het onderzoek al lang klaar had kunnen zijn. Er bevinden zich meerdere inrichtingen in het arrondissement van vervolging.

Standpunt van verweerder

Klager is preventief gehecht en daarom geplaatst in een inrichting in het arrondissement van vervolging. Naar aanleiding van klagers motivatiebrief d.d. 4 november 2019 zijn adviezen opgevraagd. Omdat het advies van de verlofcommissie en dat van het multidisciplinair overleg (MDO) uiteenliepen, heeft verweerder gevraagd een eenduidig advies op te stellen. Daardoor ging er meer tijd overheen, voordat op 12 februari 2020 een beslissing is genomen op klagers verzoek.

Klager ontvangt weliswaar minder vaak bezoek dan hij zou willen, maar hij is niet verstoken van bezoek. Klager heeft niet schriftelijk onderbouwd waarom andere personen niet in staat zijn hem te bezoeken. Hij heeft ook geen informatie verstrekt over de personen die een bedreiging voor zijn veiligheid zouden vormen. Volgens de PI Vught is geen sprake van een onveilige situatie.

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Vught. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van de PI Dordrecht, omdat hij zich niet veilig voelt in de PI Vught en hij in de PI Dordrecht meer bezoek zou kunnen ontvangen.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager wordt vervolgd in het arrondissement Zeeland-West-Brabant. De PI Vught en de PI Dordrecht liggen geen van beide in dat arrondissement. De inrichtingen liggen op vergelijkbare afstand. Deze bepaling staat dus niet in de weg aan een overplaatsing, maar het vormt daartoe ook geen reden.

De beroepscommissie stelt op basis van het selectieadvies en de overgelegde bezoekerslijst vast dat klager niet is verstoken van bezoek. Hij noemt in beroep wel enkele personen van wie hij bezoek zou willen ontvangen en die niet in staat zouden zijn om hem te bezoeken, maar dit heeft hij nauwelijks concreet gemaakt en ook niet (met stukken) onderbouwd. Zo schrijft hij dat hij doktersverklaringen kan overleggen, maar dat heeft hij niet gedaan. Vanuit de inrichting is maar weinig bekend over klagers contacten met (bijvoorbeeld) zijn kinderen. Bij deze stand van zaken kan klagers bezoekproblematiek niet leiden tot het oordeel dat hij zou moeten worden overgeplaatst.

De bedreigingen waarover klager schrijft, heeft hij evenmin geconcretiseerd of onderbouwd. Volgens de inrichting is geen sprake van actuele dreigingen. De beroepscommissie ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat klagers veiligheid tot een overplaatsing zou moeten leiden.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 27 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven