Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5519/GV, 27 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5519/GV                 

Betreft [klager]            Datum 27 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 13 december 2019 klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M.L. van Gaalen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Aan de afwijzing van klagers verzoek om algemeen verlof is het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) ten grondslag gelegd. In dit advies is opgemerkt dat zich in de afgelopen periode in Amsterdam Zuidoost, waar klager zijn verlof wenst door te brengen, veel geweldsincidenten hebben voorgedaan. Niet valt in te zien hoe deze omstandigheid van invloed is op een goed verloop van klagers verlof. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden. Anders dan in de bestreden beslissing is vermeld, heeft klager de onderhavige strafbare feiten niet gepleegd tijdens een lopende proeftijd, nu de eerder opgelegde voorwaardelijk straf ten tijde van die feiten al geheel ten uitvoer was gelegd. Het standpunt van verweerder dat klager vanwege zijn ruime strafrestant voldoende tijd heeft om een nieuw verzoek tot algemeen verlof in te dienen, is voor de afwijzing van onderhavig verzoek niet redengevend.

Verder is onvoldoende gewicht toegekend aan klagers positieve gedrag in de inrichting. Hij gedraagt zich als een voorbeeldige gedetineerde en zijn blik is gericht op een delictvrije toekomst. Hij is bereid zich aan de eventueel te stellen voorwaarden te houden, zodat het mogelijke recidiverisico in voldoende mate kan worden ondervangen.

Standpunt van verweerder

Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat klager tijdens een proeftijd nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Om die reden bestaat onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof. In het reclasseringsadvies van 5 december 2019 is geadviseerd klager te laten deelnemen aan een penitentiair programma (PP), waarbij hij een ambulante behandeling dient te ondergaan. Nu de einddatum van zijn detentie eind december 2020 is vastgesteld, is er nog voldoende tijd om te re-integreren.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Aan het verlof dient een locatiegebod en een locatieverbod worden verbonden, onder toepassing van elektronisch toezicht.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager is nog niet onherroepelijk veroordeeld. Verlofverlening tijdens de voorlopige hechtenisfase staat op gespannen voet met de gronden waarop de voorlopige hechtenis is gebaseerd en de beslissingsbevoegdheid van het Gerechtshof dienaangaande. Het verlenen van vrijheden zou daarnaast op onbegrip stuiten in de maatschappij in het algemeen en bij het slachtoffer in het bijzonder. Voorts heeft de strafrechter bepaald wanneer en op welke wijze klagers resocialisatie dient plaats te vinden, namelijk in het kader van de gedeeltelijk voorwaardelijk opgelegde straf. Eventueel kunnen andere, op klager toegesneden, voorbereidingen worden getroffen ten behoeve van een geleidelijke terugkeer in de maatschappij.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden. Vanwege mogelijke geldschulden is klagers gezin met de dood bedreigd. De bewoonster van het opgegeven verlofadres heeft evenwel telefonisch te kennen gegeven dat dit niet langer aan de orde zou zijn, omdat klager niet langer contact onderhoudt met de betreffende personen. Vanuit het onderzoeksteam is vooralsnog onbekend of er dreiging bestaat richting het slachtoffer of dat er bij verlofverlening maatschappelijke onrust zal ontstaan. Het excessieve geweld dat momenteel in Amsterdam Zuidoost plaatsvindt en het daarmee gepaard gaande vuurwapengebruik, dient in ieder geval in overweging te worden genomen.

3. De beoordeling

Klager is sinds 11 april 2019 gedetineerd. Hij is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, wegens diefstal met geweld, poging tot afpersing en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Tegen dit vonnis heeft hij hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 1 december 2020.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

In de motivering van de afwijzende beslissing is gewezen op het nadrukkelijk negatieve advies van het OM, waarbij kennelijk is meegewogen dat in Amsterdam Zuidoost, waar klager zijn verlof wenst door te brengen, de laatste tijd veelvuldig geweldsincidenten zijn, waarbij vuurwapens worden gebruikt. Omdat klager de delicten waarvoor hij thans is gedetineerd tijdens een nog lopende proeftijd zou hebben gepleegd, is er geen vertrouwen in een goede afloop van het verlof.

Ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres zijn op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden bekend. De politie heeft onderzoek gedaan naar het betreffende verlofadres en dit adres in orde bevonden. In aanvulling daarop is onder meer gemeld dat het excessieve geweld en het daarbij veelvuldige gebruik van vuurwapens in Amsterdam Zuidoost in overweging moet worden genomen bij – zo begrijpt de beroepscommissie – de beslissing op klagers verlofaanvraag. Hoewel verweerder hieraan gevolg heeft gegeven door het voorkomende (vuurwapen)geweld in Amsterdam Zuidoost, in combinatie met het feit dat klagers verlofadres zich in diezelfde omgeving bevindt, te laten meewegen in zijn afwijzende beslissing, is in het midden gelaten welke conclusie(s) hieraan moet(en) worden verbonden ten aanzien van klagers verlof.

Gelet hierop is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende gemotiveerd welke risico’s zich als gevolg van deze omstandigheden (voor klager of voor anderen) kunnen voordoen en of, en zo ja, op welke manier deze risico’s zich verzetten tegen verlofverlening. Evenmin is gemotiveerd waarom klager, ondanks het positieve advies van de politie, niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikt. Hierbij is eveneens relevant dat hetzelfde adres wordt gebruikt voor klagers eventuele plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting, gevolgd door deelname aan een PP. In het advies van 5 december 2019 heeft de reclassering geadviseerd om klager voor dit traject in aanmerking te laten komen en is geconcludeerd dat op dit adres elektronische controle ten behoeve van de gestelde bijzondere voorwaarden uitvoerbaar is.

Het moet klager voorts worden nagegeven dat uit het uittreksel justitiële documentatie niet zonder meer valt af te leiden dat sprake was van een lopende proeftijd ten tijde van het feit waarvoor klager zich thans in voorlopige hechtenis bevindt. Uit de documentatie kan immers worden afgeleid dat reeds tenuitvoerlegging plaatsvond bij eerdere veroordelingen voor strafbare feiten (parketnummers [1] en [2]). Zonder nadere informatie, die ontbreekt, is niet duidelijk of op 10 april 2019 nog sprake was van een nog lopende proeftijd.

Op basis van het uittreksel justitiële documentatie kan echter wel worden geconcludeerd dat de proeftijd oorspronkelijk zou lopen tot na de feiten waarvan klager thans wordt verdacht. Nu, zoals hiervoor reeds is aangehaald, is gebleken dat klager vóór het verstrijken van die proeftijd onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, kan daaruit tevens worden afgeleid dat klager zich toen al niet heeft gehouden aan de algemene voorwaarde die gekoppeld is aan een voorwaardelijke straf, inhoudende het niet plegen van een strafbaar feit. Daaruit kan worden afgeleid dat het recidiverisico niet goed valt in te perken door het stellen van voorwaarden.

Uit klagers justitiële documentatie blijkt verder dat hij meerdere malen is veroordeeld voor vermogensdelicten, die in ernst lijken toe te nemen. Uit het selectieadvies blijkt dat het recidiverisico en het risico op letsel door de reclassering als gemiddeld worden ingeschat. De reclassering acht (ambulante) behandeling geïndiceerd.

Deze omstandigheden tezamen vormen een contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag, ondanks het positieve advies van de directeur van de locatie Zuyder Bos en het (groene) gedrag dat klager binnen de inrichting laat zien. Gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 27 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven