Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7316/GV, 27 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7316/GV                

Betreft [klager]            Datum 27 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 juni 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht tot strafonderbreking, om zijn terminaal zieke moeder te kunnen bezoeken. Op grond van de artikelen 34 en 36, in verbinding met artikel 23, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), is strafonderbreking om die reden mogelijk. In klagers geval kan niet worden volstaan met een andere vorm van verlof. De medische noodzaak is onomstotelijk vastgesteld.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat de noodzaak tot het verlenen van stafonderbreking niet is aangetoond. De medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) acht strafonderbreking medisch niet geïndiceerd. Klagers moeder is niet afhankelijk van klagers zorg. Klagers wens is begrijpelijk, maar vormt geen grond voor strafonderbreking.

Strafonderbreking heeft een complementair karakter ten opzichte van incidenteel verlof. Voor beide geldt dat een noodzaak is vereist voordat deze vormen van verlof worden verleend. Klager is in de gelegenheid gesteld een afscheidsbezoek aan zijn moeder te brengen.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn en het Openbaar Ministerie (OM) hebben negatief geadviseerd, onder verwijzing naar de overige adviezen.

De politie heeft negatief geadviseerd, in verband met antecedenten op het verlofadres en vluchtgevaar.

De medisch adviseur bij de afdeling IMA acht strafonderbreking medisch niet geïndiceerd, omdat klagers moeder voor haar zorg niet van klager afhankelijk is.

3. De beoordeling

In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Op grond van artikel 36, en in verbinding met artikel 23, van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan of verzorging van een ernstig zieke of in levensgevaar verkerende ouder van de gedetineerde.

Strafonderbreking kan slechts worden verleend, als niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof (artikel 34 van de Regeling).

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat zijn moeder terminaal ziek is.

De beroepscommissie begrijpt klagers wens om tijd door te brengen met zijn moeder, nu wordt verwacht dat zij op korte termijn zal overlijden. Om die reden is aan klager echter al incidenteel verlof verleend. De beroepscommissie is – mede gelet op het advies van de medisch adviseur – van oordeel dat verweerder daar op dit moment mee heeft kunnen volstaan. Klagers verzoek voldoet daarom niet aan de eis van artikel 34 van de Regeling. De beroepscommissie gaat er daarbij overigens van uit dat klager op zijn verzoek – zolang zijn moeder nog leeft en indien zich geen contra-indicaties voordoen – eventueel nogmaals in aanmerking zou kunnen komen voor een incidenteel verlof. Dat is in deze procedure echter niet aan de orde.

Reeds gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 27 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven