Nummer R-20/7127/GA
Betreft [klager] Datum 28 juli 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 3 juni 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.
Klagers raadsman, mr. N.A. Heidanus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Volgens klager is de grondslag voor de bestreden beslissing onjuist en ongerechtvaardigd. Op 8 en 15 mei 2020 heeft klager depotmedicatie ontvangen. Hij vraagt zich af hoe de toepassing van de a-dwangbehandeling zich verhoudt met de reeds toegepaste dwangmedicatie, die voor hem ingrijpend en onnodig is geweest. Volgens klager is de problematiek mogelijk ontstaan door alcoholmisbruik en diverse mentale tegenslagen. Hij betwist de gestelde diagnose. In het trajectconsult wordt geenszins over (een vorm van) schizofrenie gesproken. Voorts stelt klager dat zonder zijn instemming dwangmedicatie is toegepast en dat hij geen mogelijkheid heeft gekregen om hiertegen een schorsingsverzoek in te dienen. Inmiddels is zijn situatie voldoende gestabiliseerd. Zo is hij rustig, goed in gesprek en meewerkend. De maatregel is onevenredig zwaar en te ingrijpend. Bovendien zou met andere zorg en/of toezicht en afspraken een minder bezwarend alternatief gerealiseerd kunnen worden. Er wordt verzocht om toekenning van een financiële tegemoetkoming.
Standpunt van de directeur
Ten aanzien van de huidige a-dwangbehandeling geeft de directeur aan dat de raadsman op 29 mei 2020 is geïnformeerd middels de voorgenomen beslissing. Op 3 juni 2020 heeft de raadsman de definitieve mededeling a-dwangbehandeling ontvangen. Volgens de directeur heeft de raadsman dan ook de mogelijk gehad om tijdig tegen de beslissing te kunnen ageren. Aan de eisen die de wet stelt aan het in kennis stellen van de raadsman is voldaan. Voorts is volgens de directeur voldaan aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Klager is vanwege gedragsproblemen en toenemend alcohol- en drugsmisbruik uit huis geplaatst en sindsdien is hij zwervend. Hij is in detentie terecht gekomen omdat hij zich niet aan zijn voorwaarden heeft gehouden. Vanwege toenemend chaotisch en verward gedrag is hij in het PPC geplaatst. De directeur geeft aan dat klager 3 mei 2020 zijn celinventaris heeft vernield en heeft geprobeerd papieren in brand te steken. Na toepassing van een b-dwangbehandeling op 15 mei 2020 kon klager naar een time-outcel in plaats van een afzonderingscel. Echter, ook toen bleef klager onvoorspelbaar en dreigend. Hij is niet aanspreekbaar op zijn gedrag. Daarom verblijft hij in een afzonderingscel om de prikkels die hem storen en agressief maken, namelijk het gooien met urine en/of ontlasting en zelfbeschadiging door zichzelf te laten vallen, te voorkomen. Klagers plaatsing in een individueel programma neemt de psychotische belevingen niet weg, maar hij blijft de noodzakelijke medicatie weigeren. De directeur geeft aan dat daarom de toepassing van een a-dwangbehandeling is ingezet. Volgens de directeur is niet aannemelijk dat klager voldoende is gestabiliseerd, goed in gesprek is, of meewerkend is. Na de ingangsdatum van de beslissing a-behandeling is nog drie werkdagen gewacht met het toedienen van medicatie in afwachting van een eventueel schorsingsverzoek.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.
Bij klager is sprake van een psychotische stoornis in de vorm van de gedesorganiseerde vorm van schizofrenie. Hij is in april 2020 in het PPC geplaatst vanwege toenemend chaotisch en verward gedrag. Klager werd al snel in de afzonderingcel geplaatst vanwege dreigend gedrag en het veroorzaken van lawaai. De directeur geeft aan dat klager op de vloer plaste en uit de wc dronk. Ook ijsbeert klager naakt in zijn cel, bonkt hij op de muren en vernielt hij celinventaris. Volgens het afdelingspersoneel heeft klager ook akoestische hallucinaties, namelijk stemmen en gezang in zijn hoofd. Op camerabeelden is te zien dat klager in zijn cel in een bepaald patroon lijkt te ijsberen met kleine stapjes waarbij hij op eentonige manier praat en af en toe met zijn armen naar de hemel gebaart. De directeur geeft aan dat klager niet aanspreekbaar was, en is op zijn gedrag. Op vragen van de behandelaar geeft hij geen direct antwoord en de antwoorden die hij geeft, zijn incoherent en niet goed te volgen. Voortkomend uit de psychotische stoornis bestaat het gevaar dat klager een ander ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, omdat hij in toenemende mate dreigend is en ook dreigt de behandelaar te zullen slaan. Ook bestaat gevaar voor maatschappelijke teloorgang en het gevaar dat klager zichzelf ernstig zal verwaarlozen, omdat hij vanuit zijn psychotische stoornis niet in de realiteit is en vanuit het gedesorganiseerde incoherente denken ook niet goed doelgericht kan handelen. Op 8 mei 2020 heeft klager vrijwillig een antipsychoticum toegediend gekregen waarna hij iets rustiger leek te zijn, maar dit was na een aantal dagen uitgewerkt. De directeur geeft aan dat op 15 mei 2020 een b-dwangbehandeling is toegepast. Het was daarna enigszins mogelijk met klager te resocialiseren naar de time-outcel in plaats van een afzonderingscel. Toch blijft klager onvoorspelbaar en dreigend, en weigert hij vrijwillig medicatie in te nemen. Volgens de behandelaar is sprake van blijvend gevaar dat klager een ander letsel zal toebrengen. Bovendien is structurele resocialisatie zonder medicatie niet mogelijk. Daarom wordt een langdurig traject met gedwongen medicatie noodzakelijk geacht. Het lukt niet om op een andere manier klagers gedrag te beïnvloeden. Hij verbleef al in een afzonderingscel om de hoeveelheid prikkels tot een minimum te beperken, maar dat heeft weinig effect. Meermaals is met klager de noodzaak van het nemen van antipsychotica besproken. Hoewel hij soms aangeeft wel oraal medicatie te nemen, is het onvoorspelbaar wanneer hij deze medicatie weigert en wanneer hij deze wel accepteert. Hij heeft geen ziektebesef of ziekte-inzicht. De psychiaters geven aan dat het bekend is dat medicamenteuze behandeling van de stoornis de agressie kan doen verminderen. Mogelijk verbetert hierdoor ook het contact met het behandelteam.
Gelet op het voorgaande overweegt de beroepscommissie dat aan de vereisten omtrent het in kennis stellen van de raadsman van de voorgenomen beslissing tot a-dwangbehandeling is voldaan en dat niet is gebleken dat klager en zijn raadsman geen mogelijkheid hebben gehad om een schorsingsverzoek in te dienen. Voorts stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 28 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.
secretaris voorzitter